Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Landelijke zang (Emmanuel Signoret) O gij, die me wiegdet midden olmen en wijngaard En die mijn hart deed zwellen van dat stralend bloed, Ik zal u verzen wijden, waar onsterfelijkheid in klaart En die hebben de kracht van uw oog en diens gloed. O mijn vader: blank staat de weide van schoone bloemen. De geurende aren van het voedselrijke koren Komen onder de zon uw dappre handen zoenen - Uw goudgele garven is 't geluk der zon beschoren. De koeiers waren bruin onder hun witte kielen. Zij brachten mij de rilde krekels, trillend in de lucht, De schoone leliën, die in de voren vielen, En bloem of vogel, plant, insekt of vrucht. En dan uw fiere lach! Uw lach heeft nog niet uit. En zie nog lang de bosschen zich in bloei vertoonen. Wees fier! Op de gouden luit en de klankrijke fluit Zingt gansch uw ras in schoone, volle tonen. Jan Schepens ‘Bucolique’ uit den bundel ‘Vers dorés’. Vorige Volgende