Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] In de ‘Blauwe engel’ (naar de gelijknamige film) Elf slagen klinken. Langzaam voortgeschoven Hobb'len de uren uit hun zwarte grot. Eén draagt 'n kasteel. Hun baard is oud als god, - Oúd, dat ze niet meer aan den tijd gelooven, Die zij toch zelf zijn: al wordt 't nog zoo laat, Zij wank'len schokkend stom met kromme zeis en Uurglazen den klokketoren om. 't Schaadt Hen weinig, dat ze in 't donker moeten reizen. - Elf slagen. Wie heeft nu den durf te duiken, Waar 'n glas zoo onverschillig wordt geleegd Als boven, waar men ook niet overweegt, Hoe de tijd ons, of hoe wij hem gebruiken? Haaibekken, ankers, kleffe karyatiden Geven den drieklank weer van 't scheepsbestaan; Een stoomfluit loeit er nog een discant aan, Maar het plankier heeft 't beste aan te bieden: Met bierpullen, half naakt, schalks op hun teenen, Tripp'len de vrouwen na rink'lend bevel In dezelfde richting als 't klokkenspel Achter om 't slanke zitvlak van Marlene S. Vestdijk Vorige Volgende