Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Je lach Nu vang ik in het vat der keel de rijpe klanken van je lach; mijn woorden waaien als een vlag door 't tuinprieel. De zon rijst op den boog der maan boven de schaduw van je arm; hoe worden zon en zomer warm, nu ik moet gaan. Pluk bloemen in den zomerhof en lach haar zonnekelken vol; straks, als ik door de straten hol, zing ik jouw lof. En voor mijn starre zolderraam zal ik de lucht zien als een zee, daar vaart je lach in wolken mee op 't schip der maan. Alex Campaert Vorige Volgende