Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Aere Perennius Voor M. o, in het laatste smalle dal waarin mijn lichaam droomen zal, gerust als voor de zondenval, de groeve waar ik proeven zal de geuren van de dood - o, deze laatste harde schoot waarin mijn lichaam, niet meer rood en trillend nu, maar dood en vredig rusten zal: een boot die nooit meer varen zal - o, zal Uw adem mij daar vinden: gij die ik zoo verwoed beminde, dat liggende in Uwen schoot ik worden kon een doode boot die aan het einde van zijn tocht bleef rusten aan de laatste bocht? o zal aan deze witte kusten Uw harteroepen bij mij zijn, dat ik als van den witten wijn vervuld, zal droomen van ons samenzijn? of zal, in 't zwarte rotsenland Uw kreet nog dwalend, aan de kant weerkaatsend, waar de kant haar stiet, zal nimmer meer Uw stille lied mij vinden als ik liggen zal in 't laatste smalle doodendal? [pagina 89] [p. 89] o, hoe zal ik de vrede vinden als ik U niet meer hooren zal en droomend in mijn smalle dal nog hunker naar de zoo beminde? Ik denk dat ik nooit sterven zal. Man Arnet Vorige Volgende