Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Jeugdportret Even trouw en na als gij mijn eigen Heb 'k uw jonge beeld bewaard van toen, Zooals kinderen gewoon niet veel te krijgen Met hun arme liefste schatten doen... Maar niet in zoo balsemende zorgen, In zoo ongenaakbre rust gezwacht, Sliep het tot den onberekenbaren morgen Door zijn éenen droomeloozen nacht -: Wakker in éen oogopslag en pasklaar Voor het vreemdste fonkelnieuwste kleed, Als dit onaandoenlijk Faraonenmasker, Gulden deksel zonder scheur of sleet -: Dat tot geene ontroering wenscht te tanen Uit de strakheid van zijn heerschersgril, En den laten dauw van onze heete tranen Pas als koelste parels dragen wil - - Nimmer was dit vleezen hart berekend Voor. een vaste kluis en toeverlaat; Altijd bleef ik een die licht en eerlijk teekent, En de groeven in mijn oud gelaat Hebben wereloos bij zich betrokken Heel den opgespaarden levensschat; 't Zijn de sporen van de rouwe wervelschokken Die vermaalden al wat ik bezat... [pagina 2] [p. 2] Wat dan moet ik graaien u te toonen Waar het blinkend puin nog rookt en gromt? En hoe vindt gij rust om met mij hier te wonen Tot het wonder dat wellicht niet komt...? Tot aan zijn bestorven nacht onttogen Als een prilste lentebloem herleeft Niet meer dan éen loutre harteblik van oogen, Die zich zóo vereeuwigd heeft? P.C. Boutens Vorige Volgende