Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Laatste voorjaar De bloesem en het weeke blad, de donzen jonge huid, Met voorjaar ziet de ouderdom door een verweerde ruit. De voeten blijven koud, de lente is nog guur, het tocht - en toch zoekt hij ook nu het raam. Het leven ging te snel, het was te kort van duur. Hij ziet de haven en hij hoort het schreeuwen der blinkend, weemlend tuimelende meeuwen. Zijn handen zijn gemarmerd, voor altijd onbekwaam de kabels in een hoogen worp te slingren naar de schepen. De zonnestralen zijn vandaag te scherp geslepen. Hij weet niet waarom hij nu door de kamer strompelt, onrustig is en onverstaanbaar mompelt. Zijn blik, als hij weer zitten gaat, wordt onnatuurlijk strak. Zoo schel, zoo kwellend kwetteren de musschen op het dak. 't Geluid, het licht, dat alles doet hem pijn. Maar het wordt minder, het geluid - het licht - 't lijkt nu zoo ver te zijn - Anthonie Donker Vorige Volgende