Helikon. Jaargang 2
(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Het meisje:Ik ben waar jij mij niet zoekt,
onder den rozenhaag, -
waarom, o liefste, waarom zoo ver,
waarom zoo traag?
| |
De dichter:Als er een rozenblad viel
over jouw sneeuwwitte borst,
zou ik het vinden, mijn liefste, en kussen
voor het verdort.
| |
Het meisje:Het blad uit de kelk van een roos
is rood als donkeren wijn,
maar de dauw op mijn lippen wacht en bloost als een
fonkelende robijn!
| |
De dichter:Het blad vervloog in den wind, -
den dauw dronk ik van je mond, -
maar mijn liefste, mijn liefste, mijn liefste, waarom
dat ik je nu eerst vond?
Emile van der Borch
|
|