Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] [Twee gedichten] Ahasverus klaagt 1[regelnummer] Van trage tochten moe, en voor geen andre vaardig, zoo blijf ik tot het einde toe de reis onwaardig - want wat ik wilde was te ver, wat ik verkreeg te karig: ik was terug voor ik was her - ben ik dan ook de rust onwaardig? 2[regelnummer] Wat ben ik vol van dees' onzaligheden, zat van een zerp vermaak, zoo zonder hart beleden, zoodat ik enkel nog, de laatste maat van deze nacht geslagen, de wonde voel die ge in mijn borste hebt gebeten. Mij werd maar even toegemeten een loutere waan, een kluis van wankele wanden, want op den rand van mijn geweten zal ik altijd die oogen voelen branden. Gebed voor Sonja Als in je moede blik den avond ligt en in je handen, saamgebracht, 't gebed voor onzen plicht - waak dan niet langer dan de dag verbeidt: berg ons geluk, en wees gebenedijd. Berten Schepens Vorige Volgende