Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Sonnet (Michel-Angelo) O de verheugnis - maar ook de ademlooze angst Uwer eng'len, toen Gij willig boodt U-zelv' ten zoen, Uw bloed de poort ontsloot des hemels, voor ons donkeren en boozen - Verheugnis, wijl voor alle kreatuur, dat sinds den Hof Gods looden vloek moest dragen, de daagraad doorbrak -, angst, wijl helsche slagen U, Knecht der knechten, klonken aan doods Muur. - Vanwaar en wie Gij waart, daarvan deed konde de ruimte, zwart zich sluitend -. Bergen dreunden. Wateren zwelden schuimend. D'aard' spleet open. Aartsvaadren rezen alzijds uit den gronde. Rebelsche engelen wankten, krampten, kreunden - Alleen de Mensch wierd vol van gouden hope... Jan H. Eekhout Vorige Volgende