Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Sirenen Verre fluiten zingen in den wind wijzen van vergeten melodie, - woorden als van een verloren kind dat eenzaam zingt, onnoozel en blind, een prille poëzie, - klanken koel als klinkklaar water, toonen zoel als een zomernacht, seinen schril als kindergeschater, luide en jubelend eerst, maar later ijler en zacht, als een klacht. Lokkend en vleiende, vleugelenlicht haar stemmen de harten verdwazen, vleien en fleemen tot iemand zwicht voor het vioolzacht, vlijmend gedicht duizelender extase, wankelt, en valt in de golven, die hem lachend omarmen en nemen. - Een hooge, spottende melodie, een helle, doodelijke ironie van verre vrouwen, - Sirenen. - Emile van der Borch Vorige Volgende