Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Gelijk een water... Gelijk een water dat wordt afgedamd zijn golven spreidt over het gansche land, zoo is 't me soms als waar mijn hart een muur, waarachter wast een bergstroom, uur aan uur, en uur aan uur verzwelgt een beetje meer van mijn gewisheid en van mijn verweer; alsof bij iedren harteklop de vloed mij overromplen gaat van 't smachtend bloed en met een schrillen kreet van smart of vreugd - wie zegt 't me - doen verguizen wat als deugd- en eerzaam werd verdragen tot nu toe. Ach, ach, wie sluit den droeven mond mij toe? Karel Leroux Vorige Volgende