Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Verzen I Wij hebben elkander hetzelfde herhaald In een zucht en een zoen, in een woord. Wij zijn tot elkanders ellende gedaald: Ons geluk was al jaren gesmoord. Er was als een wereld voor ons beide alleen, Met hoogten en diepten van haat, Om ons leven, volledig elkander beleên, Dat niet d'een van den ander verstaat. II Mijn boot ligt nog ter kade. Weer is een storm op til. zal ik nu meegaan in het kwade Van een lang bedwongen wil? Weer varen op de waatren Door schuim en woeste wind En 't leven hooren schaatren In avonturen blind? Ben 'k niet gerijpt door vreezen, Experimenten ongeteld, Opdat ik nu zou wezen Een late zondeheld? Mijn boot wendt nog geen steven Al wekt de storm plezier Graag zal ik hem meeleven Van op de pier... Paul Rogghé Vorige Volgende