Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Drie vergeten sonnetten I De notaris spreekt ‘De mensen hier zijn altijd naarstig en tevreden. Altijd tevreden... Kijk, hier zijn we al bij de beek, waar 's Zondags druk gevist wordt, Zondags nà de preek. Het echt gezond vermaak zoekt men vergeefs in steden. Daar staat de vlasfabriek, door sommigen bestreden om haar wat stèrke geur,... de post en de apoteek. Voor wie van boeken houdt, schijnt de biblioteek van onze nieuwe school - ik denk: met recht - een Eden. Als wij de beek nu volgen, zijn we alras aan 't klooster Onzer Goedertieren Witte Vrouwe: het toevluchtsoord der arme meisjes van berouwen. Die meisjes zijn zo arm. Zij doen de vuile was. U zult ze ook wel wat geven, denk ik. U's hier pas. U zult van iedereen hier, denk ik, leren houen.’ 1926. [pagina 86] [p. 86] II Een apostel Hij greep mij vast met twintig zwarte klauwen, hij sprak mij toe met heel zijn lange baard: ‘Mijn Lief, mijn Lam, mijn Schild en mijn Betrouwen, al wie u vonden zijn zeer onvervaard! Ik heb gevonden! Wilt mij niet beschouwen als een die zoekend nog naar Boven staart; HIJ is mijn have, en bloedig het berouwen van wie hier niets dan aardse schatten gaart!’ Hij zag mij zuchten, wanklen en verbleken, en liet mij gaan. Was hij vermoeid van 't spreken of waande hij zich meester van het kwaad? Ik had hem gaarne mijn geloof geschonken, had zijn onaardsheid minder fors gestonken, en was niet deze stank zelfs plagiaat. 1927. [pagina 87] [p. 87] III De ronker tot de verdrevene Voor J. O gij, die door mijn ronken zijt verdreven naar de angsten van een afgelegen zaal, die vlucht voor 't regelmatige kabaal doch treedt in het Mysterie, zonder beven - ‘alleen ben ik en zonder vriend gebleven’, en zonder oren, open voor de taal die weldra 't Dier, tevreden en brutaal, want meester hier, te horen weer zal geven. Straks zal 'k verzonken, hij weer opgedoken, zal ik gedood en hij herboren zijn, en gij ver van ons, bij uw eigen spoken. En 'k vraag mij plots of niet een vage pijn, waarvan ik zelf u nimmer heb gesproken, uit dit mijn Dier tot u is doorgebroken. Ascona, Dec. 1929. E. du Perron Vorige Volgende