Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Uit Eurydice De dood Zij stierf, Eurydice, zij stierf: de mare ging over 't luide land dat zij nu onder de schimmen zwierf. Ik glimlach, en ik druk een hand, mijn woorden klinken ver en ijl, ik steun mijn armoe aan een wand; mijn voeten gaan, maar ik verwijl bij Eurydice's laatsten blik; mijn stap houdt stil, en zie, ik ijl van een onmenschelijken schrik gestuwd, naar 't land zonder zon of wind, om haar te zien, één oogenblik: want 'k heb haar niet genoeg bemind, zij stierf vóór ik haar had begeerd, en nu zij niet meer wederkeert, is van haar dood de wereld blind. [pagina 71] [p. 71] De terugtocht Al stapt uw voet achter mij aan toch weet ik u mij voren gaan; zoo, buiten ruimte en buiten tijd, zijt gij veel schooner dan gij zijt; al waar ik ga, en lach en zing, is 't of ik dieper in u dring; gij zijt de weg, de lucht, het meer waarin ik drijf, en nooit meer keer. Verzoeking Roep mij niet uit de droomen weg waar ik u vond; roep mij niet aan omdat de weg uw voeten wondt. Want als ik omzie en me uw blik doorschiet als glas, laait in een enkel oogenblik mijn vuur tot asch. [pagina 72] [p. 72] Eurydice Naakt, naakt gelijk een kind, en naakt zooals een vrouw den eersten dag van hare kuische rijpheid blaakt; als een dronk water klaar uw lach; uw dubble borst gelijk een koelte voor mijn van zang verzengden mond, en van uw buik de donkre zwoelte waarvoor ik plots te siddren stond. In één stond is de horizon gelijk een vuur om ons gesmeed; wij branden lijk een dubble zon, de liefde is maar een enklen kreet waarvan de hemelen verstommen. Eurydice, keer naar den dood nu weer, die 'k op den dood gewonnen: een wereld duizelde in uw schoot. R. Herreman Vorige Volgende