Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Als twee geliefden... Als twee geliefden, onervaren, en vurig voor elke' eed bereid, hun handen en hun monden paren, lachend voor tijd en eeuwigheid, weet geen hoe traag en duur gewonnen 't geluk eerst wordt ons duurzaam deel; elk zoekt zichzelf nog, onbezonnen, in de' ander onder warm gestreel. Dit is nog speelsche en plaagsche minne, dit is nog jonge dartelheid en ongedurigheid der zinnen, die zich in de' eigen lust vermeit. Zoo minden vaak geliefde' en braken hun beider harten spelend stuk, en gaarden schreiend bij 't ontwaken, de scherven van een schoon geluk. Maar als nog man en vrouw na jaren, in rijk en rustiger gevoel, hun handen en hun monden paren, weet 't hart zich veilig bij zijn doel. Hun zielen zijn zoozeer verweven, dat wie van beide' in volheid geeft, een blijdschap voelt van binnen beven, alsof hij 't rijkste ontvangen heeft. [pagina 57] [p. 57] Deez' liefde lokt geen wufte wijze, deez' liefde kent geen grens of tijd; dit is harts rechte en veilge reize, dit is geluks bestendigheid. Gebondenheid gewerd bevrijden, iets teers ontbloeide elk woord en ding; elk uur werd nieuw en weer verscheiden en alles wordt herinnering. Zoo, elk naar eigen lust en luchten, een zorgloos vliedend vooglenpaar; maar, schuilend in elkaar zal 't vluchten, daagt schielijk schaduw van gevaar. IJl en onvast is in 't verblijden trouw die 't ciment mist van verdriet, maar wie te zaam hun nood beschreiden, die scheiden in de blijdschap niet. Zij hebben de' arbeid hunner handen, zij hebben vreugde en vrees gedeeld, zij hebben in het bitterst branden hun wonden aan elkaar geheeld. Zij hebben saam deez' wet ervaren: dat de echt geen traan tot troost gedijt, dan die ge in deemoed, jaar na jaren, stil in elkanders armen schreit. Aug. van Cauwelaert Vorige Volgende