Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] [Nummer 3] Leie-zangen. o God, ik heb den geur der vlieren om mij henen, en mijn hart, - God, Gij kent zijn lijden, en Ge weet hoe vaak het, schoon gelate', in pijn zijn dagen leed -, is als een appelboom, met pralend licht omschenen, die blij zijn branken breidt, waar roze en blank vereenen hun perel-kleuren in 't teer weemlend bloemen-kleed... Zoo is mijn vrucht-zwaar hart een vreugde-boom, en breed is om zijn kruin de vlieren-geur'ge dag verschenen. o God, die glanzend thans van aangezichte zijt bij dezen zomer-dag vol rechte honig-geuren; Gij, die Uw rijke hand ter zegeninge breidt en mij naar 't hel gelaat des zomers 't hoofd liet beuren. - o God, maak mijne dage' éen dag als dezen, wijd gelijk een groot paleis met zonnig open deuren... Karel van de Woestijne Vorige Volgende