Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Nummer 1] Het gelaat des dichters Beschouw dit grauwend aangezicht. Gij zult er vinden de dorre voren die er 's levens kouter sneed: de lach van hem die lijden wilde, en niet en leed; de grijns van wie niet minnen wou, en immer minde. Aan iedren mond-hoek starde in schamperheid zijn kreet; een poel, is roerloos 't oog; en 't voorhoofd, klaar, toont in de kalme effenheid welk al begeeren weet te binden, hoe elke zoen er liet de sporen van een beet. Beschouw; - en sluit uw oog daarna. Maar laat er zwellen de meêlij-tranen die ter dichte wimpren wellen; en bid; en zeg: ‘Deze is gekoren en gedoemd; want hem, die dús het lijdens-teeken werd beschoren, is onder dezen die, voor de eeuwigheid geboren, de doolaards zijn, die men gevallen englen noemt.’ Karel van de Woestijne Vorige Volgende