De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 51]
| |||||||||||||||
Prophetia Joel.Caput I.
|
VERBUM Domini, quod factum est ad Joel filium Phatuel. | HET woord des Heeren, dat geschied is tot Joël, den zoon van Phatuel. |
2. Audite hoc senes, et auribus percipite omnes habitatores terrae: si factum est istud in diebus vestris, aut in diebus patrum vestrorum? | 2. Hoort dit, grijsaardsGa naar voetnoot1)! en neemt het ter oore, alle bewoners des lands! Is zoo iets geschied in uwe dagen, of in de dagen van uwe vaderen? |
3. Super hoc filiis vestris narrate, et filii vestri filiis suis, et filii eorum generationi alterae. | 3. Daarvan zult gij verhalen aan uwe kinderen, en uwe kinderen aan hunne kinderen, en hunne kinderen aan het volgend geslachtGa naar voetnoot2). |
4. Residuum erucae comedit locusta, et residuum locustae comedit bruchus, et residuum bruchi comedit rubigo. | 4. Wat de rups overliet, verslond de sprinkhaan; en wat de sprinkhaan overliet, verslond de kever; en wat de kever overliet, verslond de brandGa naar voetnoot3). |
5. Expergiscimini ebrii, et flete, et ululate omnes, qui bibitis vinum | 5. Waakt op, gij dronkenen, en weent! en jammert, gij allen, die |
[pagina 52]
in dulcedine: quoniam periit ab ore vestro. | wijn drinkt in zoetheid, want vergaan is hij voor uwen mondGa naar voetnoot4). |
6. Gens enim ascendit super terram meam, fortis et innumerabilis: dentes ejus ut dentes leonis: et molares ejus ut catuli leonis. | 6. Want een volk is opgekomen over mijn land, sterk en ontelbaar; zijne tanden zijn als leeuwentanden, en zijne maaltanden als van een jongen leeuwGa naar voetnoot5). |
7. Posuit vineam meam in desertum, et ficum meam decorticavit: nudans spoliavit eam, et projecit: albi facti sunt rami ejus. | 7. Het heeft mijnen wijngaard gesteld tot woestijnGa naar voetnoot6) en mijnen vijgeboom ontschorst; het heeft hem kaal uitgeschud en nedergeworpen; wit zijn zijne takken gewordenGa naar voetnoot7). |
8. Plange quasi virgo accincta sacco super virum pubertatis, suae. | 8. Weeklaag als eene maagd, omgord met treurgewaad om den man harer jeugdGa naar voetnoot8). |
9. Periit sacrificium, et libatio de domo Domini: luxerunt sacerdotes ministri Domini. | 9. Verdwenen is spijs- en plengoffer van het huis des HeerenGa naar voetnoot9); treuren doen de priesters, de dienaren des Heeren. |
10. Depopulata est regio, luxit humus: quoniam devastatum est triticum, confusum est vinum, elanguit oleum. | 10. Verwoest is het land, de aardbodem treurt; want verdelgd is de tarwe, te schande werd de wijn, weg kwijnde de olieGa naar voetnoot10). |
11. Confusi sunt agricolae, ululaverunt vinitores super frumento, | 11. Beschaamd zijn de landbouwers, de wijngaardeniers jamme- |
[pagina 53]
et hordeo, quia periit messis agri. | ren over de tarwe en de gerst, want verloren is de oogst des velds. |
12. Vinea confusa est, et ficus elanguit: malogranatum, et palma, et malum, et omnia ligna agri aruerunt: quia confusum est gaudium a filiis hominum. | 12. De wijngaard werd te schande, en de vijgeboom is verflenst; de granaat en de palm en de appelboom en al de boomen des velds zijn verdord; want te schande werd de vroolijkheid van de kinderen der menschenGa naar voetnoot11). |
13. Accingite vos, et plangite sacerdotes, ululate ministri altaris: ingredimini, cubate in sacco ministri Dei mei: quoniam interiit de domo Dei vestri sacrificium, et libatio. | 13. Omgordt u en weeklaagt, gij priestersGa naar voetnoot12)! jammert, dienaren des altaars! treedt binnenGa naar voetnoot13), ligt neder in een boetezakGa naar voetnoot14), gij dienaren van mijnen God! want vergaan is uit het huis van uwen God spijs- en plengoffer. |
14. Sanctificate jejunium, vocate coetum, congregate senes omnes habitatores terrae in domum Dei vestri: et clamate ad Dominum: Infra II 15. | 14. Heiligt een vastenGa naar voetnoot15), roept de gemeente bijeenGa naar voetnoot16), verzamelt de grijsaards, alle bewoners des lands in het huis van uwen God, en roept tot den Heer! |
15. A a a, diei: quia prope est dies Domini, et quasi vastitas a potente veniet. | 15. Wee, wee, wee den dagGa naar voetnoot17)! Want nabij is de dag des Heeren, en als verwoesting komt hij van den AlmachtigeGa naar voetnoot18). |
16. Numquid non coram oculis vestris alimenta perierunt de domo Dei nostri, laetitia, et exsultatio? | 16. Zijn niet voor uwe oogen de spijzen verdwenen uit het huis van onzen God, blijdschap en jubelGa naar voetnoot19)? |
17. Computruerunt jumenta in stercore suo, demolita sunt horrea, dis- | 17. Verrot is het vee in zijnen drekGa naar voetnoot20); vernield zijn de schuren, |
[pagina 54]
sipatae sunt apothecae: quoniam confusum est triticum. | vervallen de voorraadhuizen, want te schande werd de tarwe. |
18. Quid ingemuit animal, mugierunt greges armenti? Quia non est pascua eis: sed et greges pecorum disperierunt. | 18. Waarom zucht het gedierte, waarom loeien de runderkudden? Omdat zij geen weide hebben; en zelfs de kudden schapenGa naar voetnoot21) komen om! |
19. Ad te Domine clamabo: quia ignis comedit speciosa deserti, et flamma succendit omnia ligna regionis. | 19. Tot U, Heer, roep ikGa naar voetnoot22); want een vuurGa naar voetnoot23) heeft het schooneGa naar voetnoot24) der woestijn verteerd, en een vlamGa naar voetnoot25) alle boomen des velds verzengd. |
20. Sed et bestiae agri, quasi area sitiens imbrem, suspexerunt ad te: quoniam exsiccati sunt fontes aquarum, et ignis devoravit speciosa deserti. | 20. En zelfs de dieren des velds, evenals een akker dorstend naar regen, zien tot U op; want uitgedroogd zijn de waterbronnen, en een vuur heeft het schoone der woestijn verteerdGa naar voetnoot26). |
- voetnoot1)
- De grijsaards, de oudsten des volks worden toegesproken, niet alleen omdat zij het meest in aanzien en van het gewone volk onderscheiden zijn (vgl. v. 14), maar ook omdat hun geheugen het verst reikt en zij hier moeten getuigen, dat een dergelijke ramp nog niet is voorgekomen.
- voetnoot2)
- De heugenis van die plaag, welke eene zichtbare straf der zonden was, moest bij hunne kinderen en de volgende geslachten levendig blijven, om allen met de vreeze Gods te bezielen. Want zij kon, evenals de wonderen bij de verlossing uit Egypte, onder de groote feiten hunner geschiedenis gerekend worden. Vgl. Exod. X 2; XIII 8.
- voetnoot3)
- Volgens de Vulgaat hadden vier opeenvolgende rampen de velden van Juda geteisterd. De kever schijnt hier een ander soort van sprinkhanen te beteekenen; brand is een door brandzwammen veroorzaakte ziekte van vele graansoorten. In het Hebr. schijnt een viermaal herhaalde plaag van sprinkhanen te zijn aangeduid, die, of naar hunne verderfelijke hoedanigheden, of volgens den viervoudigen toestand hunner ontwikkeling van larven tot gevleugelde insecten, met vier namen worden beteekend. De sprinkhanen, waarvan hier sprake is, zijn de groote treksprinkhanen (acridium migratorium), vooral in Azië en Afrika eene geweldige plaag. Grootsch is de schildering dier plaag in de volgende verzen.
- voetnoot4)
- Hebr.: ‘en jammert, gij alle wijndrinkers, om den most, wijl hij u van den mond is weggevaagd’. Opwaken moeten de dronkaards, die, om den ernst des tijds te vergeten, door drank hunne zinnen verdooven. Zoo zij niet door hoogere beweegredenen worden bewogen, moet ten minste de verloren most hen tot bezinning brengen, daar de reeds rijpe wijnoogst, waarnaar hun mond belust was, voor hen is weggevaagd.
- voetnoot5)
- Hebr.: ‘en het gebit eener leeuwin heeft het’. De sprinkhanen worden voorgesteld als een vijandelijk volk, dat over mijn, d.i. Gods land is opgekomen en sterk door wapenen en met ontelbare krijgers plunderend het land overdekt. De vernielende kracht van de ongelooflijke vraatzucht dier dieren is als die van een leeuw of een hare welpen zoogende leeuwin.
- voetnoot6)
- Vooral voor de wijngaarden zijn de sprinkhanen eene onherstelbare ramp.
- voetnoot7)
- Na de vijgeboomen te hebben ontbladerd, vallen zij aan op de schors, zoodat de takken wegsterven en afvallen. Wijnstok en vijgeboom staan hier als de roem des lands.
- voetnoot8)
- Als eene maagd of verloofde, die met treurgewaad omgord is, omdat haar bruidegom, de man, aan wien zij zich in hare jeugd had toegewijd, haar ontrukt is.
- voetnoot9)
- Spijs- en plengoffers bestonden uit tarwemeel, olie en wijn, de voornaamste voortbrengselen van Palestina. Door de verwoesting van den oogst konden die offers niet worden opgedragen en ook het dagelijksch bloedig offer niet naar behooren gevierd worden, want het moest vergezeld gaan van die onbloedige offergaven (Exod. XXIX 38-41). Die staking nu der offeranden was een zichtbaar teeken van den toorn van den God des verbonds. Daarom treurden op de eerste plaats de priesters, omdat zij hunne heilige bediening niet konden uitoefenen.
- voetnoot10)
- Dit vers geeft reden van het voorafgaande. De grond en zijne vruchten worden als bezielde wezens voorgesteld. De wijngaarden staan als 't ware beschaamd en verlegen, omdat zij 's menschen verwachting schandelijk bedrogen.
- voetnoot11)
- De vreugde, waarop zij gehoopt hadden bij de blijde oogstfeesten, werd bitter teleurgesteld.
- voetnoot12)
- Vooral de priesters moesten door woord en voorbeeld het volk tot boetvaardigheid stemmen.
- voetnoot13)
- In den tempel, om Gods ontferming af te smeeken door gebed en uitwendige boetvaardigheid.
- voetnoot14)
- Een van haar of ruwe stof geweven kleed. Ook gedurende den nacht mochten zij dat boetekleed niet afleggen. De grondtekst heeft: ‘overnacht’ enz.
- voetnoot15)
- d.i. Houdt een vastendag om God te verzoenen.
- voetnoot16)
- d.i. Schrijft een bededag uit, waarop de gemeente d.i. het volk in den tempel moet samenkomen om door openbaar en vereenigd gebed Gods ontferming af te smeeken.
- voetnoot17)
- d.i. Wee over ons (uitroep van ontzetting), want de plaag der sprinkhanen is de aankondiging van een nog vreeselijker dag des Heeren.
- voetnoot18)
- Het bedreigde strafgericht zal verwoesting aanbrengen, geweldig en volkomen, want zij zal geschieden door de hand van den almachtigen God.
- voetnoot19)
- De profeet keert terug tot de beschrijving van de plaag der sprinkhanen, een voorspel van het dreigende wraakgericht. De vruchten en spijzen, die zij als 't ware reeds voor hunne oogen hadden, zijn door de sprinkhanen verdwenen. Daarom kunnen er geene blijde offers en offermaaltijden gevierd worden; zoo zijn dus ‘blijdschap en jubel verdwenen uit het huis van onzen God’. Want blijkens de verklaring van den H. Hiëronymus behooren de woorden de domo Dei nostri bij het slot van het vers.
- voetnoot20)
- Wegens gebrek aan de noodige verzorging, een gevolg van de moedeloosheid en de wanhoop der landlieden. De Hebr. tekst is duister; men vertaalt: ‘het graan ligt te verschrompelen in de kluiten’ d.i. wegens de droogte kan het niet ontkiemen. Want de plaag der sprinkhanen ging soms vergezeld van den brandenden zuidoostenwind. Alzoo mislukte de oogst en kwamen de ledige graanschuren tot verval.
- voetnoot21)
- Eigenlijk ‘van klein vee’: schapen en geiten, die zelfs op de dorre heiden anders het noodige voedsel vinden, komen van gebrek om.
- voetnoot22)
- De profeet, getroffen door die rampen, waarin zelfs het redelooze schepsel moet deelen, bidt God om ontferming.
- voetnoot23)
- d.i. De verzengende hitte.
- voetnoot24)
- Hebr.: ‘de weilanden’.
- voetnoot25)
- De brandende zuidoostenwind.
- voetnoot26)
- Sommigen zijn van oordeel, dat Joël in dit hoofdstuk niet de plaag der sprinkhanen beschrijft, maar de komst van vijandelijke legers voorzegt. Deze opvatting echter wordt bijna door elk vers weersproken. De vraag, of iets dergelijks bij het leven der hoorders of in de dagen hunner vaderen is gebeurd (I 2), heeft geen zin, indien er sprake is van iets toekomstigs; evenmin de opwekking om de heugenis daarvan voort te planten van geslacht tot geslacht (v. 3). De sprinkhanen hebben hun werk reeds volbracht (v. 4), en over de gevolgen daarvan wordt geweeklaagd (v. 5). Ook in v. 6 gebruikt de profeet den verleden tijd, evenzoo in v. 9-12. Het rouwbedrijf, waartoe hij opwekt v. 13, v., geldt niet een toekomstig, maar een reeds aanwezig leed, dat dan ook in v. 16-20 niet aangekondigd, maar op nieuw beschreven wordt.