De heilige boeken van het oude verbond. Deel 4. Het boek der Psalmen
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendPsalmus XII.
|
1. In finem, Psalmus David.
Usquequo Domine oblivisceris me in finem? Usquequo avertis faciem tuam a me? |
1. Tot het eindeGa naar voetnoot1). Een Psalm van David.
Hoelang nog, Heer, zult Gij mij geheel en al vergeten? Hoelang nog wendt Gij uwe blikken van mij afGa naar voetnoot2)? |
2. Quamdiu ponam consilia in anima mea, dolorem in corde meo per diem? | 2. Hoelang zal ik ontwerpen verwekken in mijnen geest, kommer in mijn harte dag aan dagGa naar voetnoot3)? |
[pagina 43]
3. Usquequo exaltabitur inimicus meus super me? | 3. Hoelang nog zal mijn vijand zich verheffen boven mij? |
4. Respice, et exaudi me Domine Deus meus.
Illumina oculos meos ne unquam obdormiam in morte: |
4. Zie neder en verhoor mij, Heer, mijn God!
Verlicht mijne oogen, dat ik nimmer inslape ten doodeGa naar voetnoot4), |
5. Ne quando dicat inimicus meus: Praevalui adversus eum.
Qui tribulant me, exsultabunt si motus fuero: |
5. opdat mijn vijand nimmer zegge: Ik heb hem overweldigd.
Die mij verdrukken, zullen juichen, als ik wankel. |
6. Ego autem in misericordia tua speravi.
Exsultabit cor meum in salutari tuo: cantabo Domino qui bona tribuit mihi: et psallam nomini Domini altissimi. |
6. Maar ik, ik heb op uw barmhartigheid mijn hoop gesteld.
Mijn hart zal juichen in uw heil; ik zal een loflied zingen tot den Heer, die mij weldaden schonk, en prijzen op het psalter den naam des Heeren, des AllerhoogstenGa naar voetnoot5). |
- voetnoot1)
- Zie Ps. IV noot 1.
- voetnoot2)
- Hoelang talmt Gij nog, mij uwe goedertierenheid te laten blijken?
- voetnoot3)
- Hoelang nog zal ik telkens nieuwe plannen moeten beramen om aan de gevaren te ontsnappen, die zich dagelijks hernieuwen?
- voetnoot4)
- Zorg en angst hebben zijn lichaamskrachten gesloopt: zijn oog is beneveld als dat van eenen stervende; daarom vraagt hij hernieuwing van levenskracht, die hem geworden zal op het gezicht van Gods gunst.
- voetnoot5)
- Het slot: en op het psalter enz. ontbreekt in den grondtekst; mogelijk is het een liturgisch bijvoegsel van latere dagteekening.
- Verscheidene HH. Vaders, o.a. Chrysostomus, Augustinus en Athanasius, Eusebius, Theodoretus, vinden in dezen Psalm de klacht eener ziel, die zich haast van God vergeten waant. Daar God echter, zooals de H. Chrysostomus zegt, zich soms van ons afwendt om ons beter tot zich te trekken, verwacht zij met betrouwen zijne genade, die de oogen der ziel verlicht en het hart doet juichen van vreugde. Zoodra de mensch, door de genade verlicht, zijne onmacht en nietigheid heeft ingezien, is de tijd van kommer en ijdele ontwerpen voorbij, doordien hij aangespoord wordt om zijnen steun te zoeken bij God, met wiens hulp hij alles vermag.