gehouden werden. Het zijn dezelfde werken, welke ook door de schrijvers van de Boeken der Koningen veelvuldig werden geraadpleegd. Vandaar, dat dezen met de Boeken Paralipomenon in talrijke plaatsen eene woordelijke overeenstemming vertoonen, eene overeenstemming, welke getuigt van de eerlijkheid, waarmede de schrijvers van beide geschiedwerken hunne bronnen gebruikten. Van historischen aard waren zeker ook de II Par. XIII 22; XXVI 22, genoemde geschriften van Addo en Isaias. Als profetische geschriften haalt de schrijver elders de werken aan van Samuël, Nathan, Gad, Ahias, Addo, Semeias, Jehu Hanani's zoon, Isaias en Hozaï.
Wat de geslachtslijsten betreft, de oudere, reikende van Adam tot de zonen van Jacob, nam Esdras uit het Boek Genesis over; de overige zal hij hebben ontleend, gedeeltelijk aan de ambtelijke openbare registers of hunne afschriften, welke, naar hij zelf I Par. V 17; VII 2; IX 1 bericht, gehouden werden, gedeeltelijk aan de familie-archieven, die door de Joden althans ten deele uit de ballingschap werden teruggebracht.
Aangezien de Boeken Paralipomenon een groot struikelblok zijn voor de verdedigers der nieuwe theorieën over den oorsprong van den Pentateuch, heeft de ongeloovige critiek al haar krachten ingespannen, om hun echtheid en geloofwaardigheid af te breken. Zij maakte daarbij een handig gebruik van de vele schrijffouten, welke bij het afschrijven van een werk als dit onvermijdelijk waren, alsmede van de verkeerde verklaringen, welke men gewoon was aan sommige plaatsen te geven. In de aanteekeningen zal, waar het pas geeft, met deze fouten en misvattingen en de daaruit verkeerdelijk gemaakte gevolgtrekkingen rekening worden gehouden. Hier mogen nog slechts enkele opmerkingen van algemeenen aard eene plaats vinden
De beschuldiging van opzettelijke vervalsching of verdichting van feiten door den schrijver berust grootendeels op de geheel onbewezen stelling, dat niet de rijksannalen, maar de Boeken der Koningen zijne hoofdbron vormden. Neemt men aan, gelijk men moet aannemen, dat de schrijvers van genoemde Boeken zoowel als de samensteller der Boeken Paralipomenon de rijksjaarboeken raadpleegden, ieder op zijne, door zijn doel bepaalde wijze, dan zijn evenzeer de punten van overeenkomst als die van verschil voldoende verklaard en gerechtvaardigd tevens.
Voorts kan hier worden opgemerkt, dat sommige als ongeloofelijk verworpen feiten, welke de schrijver der Boeken Paralipomenon verhaalt, maar zijne voorgangers niet vermelden, door de jongste oudheidkundige ontdekkingen schitterend werden bevestigd. (Zie o.a. de aanteekening op II Par. XXXIII 11 en volg.)
Eindelijk moet het tegen den schrijver gerichte verwijt van partijdigheid en van werktuiglijke opvatting van Gods loonende en straffende rechtvaardigheid zoo beslist mogelijk worden afgewezen. Hij handelt geheel gelijk hij als door God verlicht schrijver van de godsdienstige geschiedenis van het volk Gods mag en moet handelen. Als hij van David's en Salomon's zonden en hare treurige gevolgen weinig of niet gewaagt, maar bijna alleen hun verdiensten en hun voorspoed in het licht stelt, dan doet hij zulks niet uit partijdigheid, maar om te betoogen, hoe deze twee koningen ondanks hunne zonden, welke aan geen Israëliet