Harriet Martineau en hare sociale novellen.
Harriet Martineau werd in 1802 te Norwich uit een fabrikantengezin geboren. Van nabij kon zij dus waarnemen de bloei der industrie tijdens de oorlog, zowel als de depressies in vredestijd, die hun diepste punt bereikten in 1825, in welk jaar haar vader met zovele anderen geruïneerd werd. Kort daarop stierf hij en de eenzelvige, jonge vrouw, door doofheid van veel afleiding verstoken, kon nu openlijk voor haar levensonderhoud gaan schrijven. Een diepe indruk maakte de ‘Condition of England’ op haar; de arbeiders waren de wanhoop nabij; zij mochten zich slechts verenigen in associations of combinations, zoals de Trade-Unions toen heetten tot verbetering der lonen; op hun onwettige bijeenkomsten werd geloot om aan te wijzen welke fabrikant vermoord zou worden, of welke fabrieken in brand gestoken zouden worden, of waar machines vernield moesten worden. Hiertegenover kon de Tory-regering slechts strengere wetten en soldatengeweld plaatsen.
Ook het boerenbedrijf verkeerde in desolate toestand door daling der graanprijzen en steeds hoger opgevoerde belastingen; talloze arbeiders en kleine boeren kwamen ten laste van ‘the parish’, wat de armensteun omstreeks 1830 tot 8 millioen pond per jaar deed stijgen. Harriet Martineau constateerde, dat steun, noch oproer geneesmiddelen waren voor de crisis; zij meende, dat slechts de tot de uiterste consequentie doorgevoerde leer der Utilitarians Bentham en Ricardo, gesteund door geboortebeperking, zoals Malthus en Francis Place die hadden gepropageerd, de oplossing kon brengen. En daarom zette zij zich met bewonderenswaardige energie en eenzijdige kennis aan het werk om het volk te doordringen van de waarheid der door haar bewonderde leerstellingen, in de vorm van eenvoudige verhalen, waarin het principe moest domineren, desnoods ten koste van de inhoud.
De eerste serie zou dan behandelen, de Productie; de volgende de Distributie; de laatste Vraag en Aanbod, met een aanhangsel over het Vraagstuk der Belastingen. Tenslotte werd er op dringend verzoek van Lord Brougham, den in 1832 opgetreden Lord Chancellor en voorzitter van de Society for the Diffusion of Useful Knowledge nog een viertal Tales aan toegevoegd over de Armenwet.