dienen meer onze aandacht. Hun aantal neemt sterk toe. Men vindt onder hen alle mogelijke schakeeringen, vanaf die, waarin alleen de psychologische intuïtie een analytische beschouwing tracht te geven van des dichters persoonlijkheid, tot aan werken, waarin de schrijver begint met te zeggen, dat hij in geen geval litterator wil zijn, doch enkel psycholoog. Uit een reeks van op geheel verschillende grondslagen opgetrokken karaktertypen, al zijn ze nog zoo scherp belicht, zal men echter bezwaarlijk een litteraire historie kunnen opbouwen. Tot nu toe is er te veel verschil in werkwijze van de litterator-psychologen, om ons in staat te stellen, de door hen beschreven karakters op bruikbare wijze te classificeeren. Toch is een dergelijke vereeniging van resultaten noodzakelijk om historisch perspectief te krijgen.
De speciale psychologie, zooals die is gegrondvest door Heymans, kan voor ons nieuwe wegen openen. Hierbij moet men niet zoozeer aan het onderzoek van individueele schrijvers denken, dan wel aan het onderzoek van bepaalde groepen van schrijvers. Wanneer men aan aantal individuen, wier kunstuiting zich in dezelfde richting heeft bewogen, psychologisch gaat vergelijken, kan men inductief werken. Er zijn lyrische dichters, satirische dichters e.a. En er zijn wegen, die tot een nauwkeurige kennis van deze typen kunnen leiden. Een onderzoek b.v. naar de psychische eigenschappen, die causaal met het ‘romantisch’ of ‘classiek’ zijn van een dichter samenhangen, zou belangwekkende en betrouwbare verschillen aan het licht kunnen brengen. Het schijnt dat romantische schrijvers, in min of meer overwegenden graad, de volgende eigenschappen bezitten: emotioneel actief, niet verdiept, licht verplaatsbare opmerkzaamheid, heftig, idealiseerend, uiterste standpunt, schoksgewijze ontwikkeling, conflicten in denken en handelen, niet systemetisch wisselende stemming, prikkelbaar, ongeduldig, vrijheidszucht, niet conventioneel, vooruitstrevend, niet vormelijk, liefde voor natuurschoon, liefde voor het landleven, geen liefde voor boekenstudie, snelle opvatting, nieuwe inzichten, niet methodisch, niet punctueel en niet practisch. En classieke dichters: niet emotioneel actief, verdiept, moeilijk verplaatsbare opmerkzaamheid, niet idealiseerend, middenweg, niet schoksgewijze ontwikkeling, harmonie in denken en handelen, systematisch gelijkmatige stemming, niet prikkelbaar, geduldig, conventioneel, niet vooruitstrevend, vormelijk, liefde voor boekenstudie, niet snelle opvatting, geen nieuwe inzichten, methodisch, punctueel en practisch.
Op deze en ook op andere wijzen zou men de speciale en de algemeene biografische methode kunnen combineeren en zou de methode van litteratuuronderzoek, die in de ziel van den dichter of van de dichters de verklaring tracht te vinden van de dichtkunst, een vernieuwde plaats kunnen innemen te midden van de talrijke andere uitnemende methoden, toegepast bij de studie der geschiedenis van de letterkunde.
Aan de op dit referaat volgende discussie wordt deelgenomen door Dr. L.J. Guittart, den Heer H. Schreuder en Mevr. Dr. E. van der Ven-ten Bensel. Dr. Guittart maakt de opmerking, dat de methode van