disch op het Engelsch gering, en het Engelsch zou zich waarschijnlijk precies zoo hebben ontwikkeld als inderdaad geschied is, als er in Engeland nooit een Fransch dialect gesproken was.
Met het Anglo-Normandisch was het anders gesteld. Op het einde van de regeering van Willem den Veroveraar was het aantal Fransche immigranten in Engeland waarschijnlijk niet veel meer dan een tiende van de bevolking, en het aantál van hen, die van huis uit Fransch spraken, zal wel nooit grooter geweest zijn. Het is bekend, dat sommige Normandische baronnen trouwden met de weduwen of dochters van de vroegere Engelsche grondbezitters. Dat hun talrijk dienstpersoneel geheel uit Normandiërs bestond, is niet aan te nemen. De vele kooplieden en handwerkers, die van het vaste land overkwamen, en zich vooral in de steden vestigden, moesten wel wat Engelsch leeren. Van de kinderen van de eerste immigranten groeiden er reeds velen in een gemengde omgeving op. Al spoedig na de verovering moeten er in Engeland veel tweetaligen geweest zijn. Heel wat Engelschen leerden ook wat Fransch, dat in hun mond wel een vrij Engelschen klank gehad zal hebben. Na enkele geslachten kenden zij, die beide talen spraken, zelfs zij, die van Fransche afkomst waren, het Engelsch beter dan het Fransch. Het Anglo-Normandisch werd voortdurend meer verengelscht, en uit vele uitlatingen in de Anglo-Normandische litteratuur blijkt, dat zij, die Fransch schreven, deze taal hoe langer hoe minder beheerschten. Dit neemt niet weg, dat nog langen tijd zij, die geen Fransch kenden, niet voor vol werden aangezien.
De Romaansche wijze van accentuatie kwam in botsing met de Ger maansche; men begon hónour, escoútez uit te spreken naast honóur, escoutéz. De klanken ondergingen allerlei wijzigingen. De tweeklanken ai en ei vielen samen in het Anglo-Normandisch in denzelfden tijd als waarin dit gebeurde in het Engelsch; ai (ei) werd dikwijls tot ̅ę vooral voor bepaalde consonanten, waar het Engelsch geen ai, wel ̅ę had. In posities waar de ai in het Engelsch wel voorkwam, bleef ze ook in het Anglo-Normandisch, en de ei werd nooit tot oi, zooals in het Centraal-Fransch. Omstreeks 1100 bestond in het grootste deel van Engeland geen ü meer; waar deze klank nog wel bestond, was hij niet identiek met de Fransche ü, en deze werd vervangen door u (= Ned. oe), en soms door i. De tweeklank üi werd, behalve in speciale gevallen, waar hij door ui vervangen werd, gereduceerd tot een langen ü, en deze, evenals enkele andere vrij lange ü's, viel samen met eü, waarvan het tweede element vervangen werd door u, met het gevolg dat in het latere Anglo-Normandisch fruit, mule werden uitgesproken met den Middel-Engelschen tweeklank in grew, newe. In de twaalfde eeuw begon in het grootste deel van Engeland de lange ö (uit ēo) ontrond te worden, en hetzelfde gebeurde met de er mee identieke Anglo-Normandische ö
(uit ue), waardoor de uitspraak beef, peple ontstond. - De Anglo-Normandische drieklank eau werd tot ̅ęu, den Middel-Engelschen tweeklank in fewe, lewd. - Ook de toonlooze e behandelden de twee talen vrijwel gelijk en op het eind van een woord verdween ze langzamerhand. - Verder komen er nog merkwaardige overeenstemmingen voor op het gebied van de consonanten.