[Het congres]
Vrijdagmiddag 2 uur werd het congres door het gemeentebestuur van Nijmegen officiëel ten stadhuize ontvangen. In de voorname gobelin-zaal werd het welkomstwoord gesproken door den burgemeester, den heer F.M.A. van Schaeck Mathon. Hij dankte de congressisten voor de eer de stad Nijmegen aangedaan. Nijmegen is een overoud cultuurcentrum, en het is voornamelijk om deze traditie te handhaven en uit te breiden, dat de stad de jeugdige hoogeschool gaarne binnen haar muren heeft ontvangen. Het is dan ook begrijpelijk, dat het stedelijk bestuur aangenaam getroffen was door het feit, dat ditmaal Nijmegen, om hare Universiteit, als congres plaats was uitgekozen. De spreker hoopte dat de kennismaking met Nijmegen een aangename mocht zijn, dat het congres rijke vruchten mocht afwerpen, en niet het minst, dat het congres voor Nijmegen tot gevolg mocht hebben, dat de betrekkingen tusschen de stad en de intellectueele centra van binnen- en buitenland voor de toekomst zouden worden verduurzaamd en bestendigd.
Namens het congresbestuur werden deze hartelijke welkomstwoorden beantwoord door Prof. Dr. F. Muller, Jzn. die de warme erkentelijkheid van het congres uitsprak voor de sympathieke wijze waarop hier, voor het eerst sedert de oprichting der congressen, de deelnemers door de overheid officieel werden ontvangen. Het congres waardeert deze ontvangst in het stemmige stadhuis met zijne kunstschatten, het is gelukkig op dezen heiligen grond, een der beginplaatsen van onze Nederlandsche cultuur te mogen vergaderen. De hartelijkheid waarmee wij hier zijn ontvangen, heeft in onze harten die feeststemming verwekt, die een vruchtbare beoefening der wetenschap slechts ten goede kan komen.
Hierna bezichtigden de deelnemers het stadhuis, onder leiding van den gemeente-archivaris, den heer M.P.M. Daniëls.
Te 3 uur deelde het congres zich in twee groepen, waarvan de eene het Archaeologisch Museum Kam ging bezichtigen onder leiding van den