Handboek van den soldaat (KAJ Brussel)
(ca. 1930)–Anoniem Handboek van den soldaat– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |||||
Hoofdstuk III
| |||||
[pagina 44]
| |||||
tijdig aan het Algemeen Sekretariaat werd overgemaakt. Zoo zal men elkander ontmoeten om elkaar wederzijds stoffelijk en zedelijk hulp te bieden. Dit in-aanraking-komen is een der zaken waaraan ge het meeste belang moet hechten. De ouderen weten hoe gemakkelijk men zich laat afzonderen in de eenvormige massa der soldaten. Voor vele deftige jongelingen is die afzondering, waaraan zij den moed niet hadden zich van den eersten dag af te onttrekken, de oorzaak geweest van ontmoediging, van zorgeloosheid en van de droevigste nederlagen. Kajotter-soldaat, bewaar onder uw khakikostuum den edelen korpsgeest, de broederlijke kristelijke solidariteit waarnaar het leven onzer beweging u onweerstaanbaar heeft doen snakken. Tracht zeer eenvoudig en openhartig in voeling te komen met de ouderen uwer kompagnie, wacht u zoowel voor schuchterheid als voor aanmatiging. Laat thuis ook zoohaast mogelijk wat nieuws weten; het zal hun zooveel deugd doen. | |||||
2. Uwe uitrusting.Den eersten dag zal men beginnen met het uitdeelen der verschillende voorwerpen voor kleeding en uitrusting. Kom vooreerst niet te laat en doe een goede keus, vooral van schoenen. Deze moeten wat grooter zijn dan de gewone maat. Verander zelf niets aan uwe kleeren. Op dit punt zijn de reglementen zeer streng. Een kapoot inkorten b.v. is een voldoende reden om de doos in te vliegen. Het is eveneens verboden de knoopen en de kenteekens te veranderen. Ge zult dat ten andere gauw van de ouderen te weten komen. | |||||
[pagina 45]
| |||||
Verspil uw tijd en uw geld niet aan prullen. Het militair kostuum, goed naar maat en met zorg onderhouden, is deftig genoeg. De fierheid van een goed soldaat zit elders dan in zijn uniform. Al de stukken uwer uitrusting moeten uw stamnummer dragen. Dit wordt met vetten inkt gedaan, met bijzondere stempels. Men zal u daaromtrent de noodige inlichtingen verstrekken. Doe dit werkje van geduld met zorg, en vooral: vergeet niets. Het zal u allerlei last sparen bij de inspecties en u behoeden voor dieverijen van kameraden die zoo nauw niet kijken. Verwaarloos niet in een verloren oogenblik (en niet een half uur vóór de inspektie) deze stamnummers op de verschillende voorwerpen na te kijken. Door het gebruik worden deze nummers zooniet weggevaagd dan ten minste onduidelijk gemaakt. De overheden zullen voor dit punt streng optreden daar het U zelf den meesten last zal uitsparen bij verlies of verdwijning wegens diefstal. Laat nimmer uw kleeren in wanorde. Springt er een knoop af, of een naad los, herstel dan zonder uitstel en met zorg. Maak geen knoop vast aan uw kapoot of uw vest met kleine metalen ringetjes, die de stof stukscheuren, maar naai ze met draad vast. Sommige soldaten gebruiken het militair linnen niet en brengen van huis hun eigen linnen mee. Ge zult zelf best zien of het linnen mee. Ge zult zelf best zien of het linnen dat ge krijgt fatsoenlijk is en zuiver. Wollen truien zijn veel praktischer, 's winters, dan het ondergoed dat het leger u bezorgt. Om uw linnen thuis te laten wasschen, zult ge altijd aanvullend linnen moeten hebben. Het ware | |||||
[pagina 46]
| |||||
nuttig ook op dit goed een stamnummer (in rooden draad) te naaien. Een gansch bijzondere zorg moet ge dragen voor uwe wapens. Laat nooit op uw bed of elders stukken liggen van uw geweer, uw karabijn of uw machiengeweer, of zelfs uw wapentasch. Het is zeer nuttig het nummer van uw wapens in uw notaboekje te schrijven. Zoo zult ge, bij vergissing, de uwe steeds terugvinden. Uw kleeren moeten geplooid en gerangschikt liggen op uw rek of kast, volgens de voorschriften van het reglement. Hetzelfde geldt voor het beddegoed. Een oudere zal er fier op gaan u aan te toonen hoe dat alles gedaan moet worden. Draag zorg voor uwe ‘cassette’. Wanneer een overste door de kamers komt, telt meestal de goede aanblik van uwe ‘cassette’. Zorg ervoor dat uwe kleeren schoon opgeplooid liggen, dat ge regelmatig het stof afneemt; uw ransel en eetketeltje met orde schikt. Breng ook van thuis een stevig slot mee om uwe boeken, toiletgerief, en andere persoonlijke zaken te kunnen bergen. Vergeet nooit wanneer ge de kamer verlaat voor oefening enz... het deurtje te sluiten. Dit is van zeer groot belang. Ook in het gesloten gedeelte van uwe ‘cassette’ moet er orde heerschen; overlaad het niet met papier, vuil linnengoed, enz... | |||||
3. Inenting.Twee of drie dagen na Uw binnentreden in de kazerne zal uwe kompagnie naar de infirmerie geleid worden voor de eerste inenting. Maak u daarover niet ongerust. Laat u zeker niet opmaken door zotte praat als b.v. ‘de pro- | |||||
[pagina 47]
| |||||
ducten die daarvoor gebruikt worden, zijn van minder gehalte, enz.’. Wees gerust, zulke inenting, die voor velen misschien de eerste is en de laatste zal zijn, kan u niet anders dan goed doen. Na de inenting zult ge heel den dag vrij zijn. Een goede raad: doe niet zooals de meesten die zich bij de minste ongemakkelijkheid dadelijk te bed leggen. Blijf, integendeel, zooveel mogelijk in beweging en wanneer uw arm of schouder wat stijf is, och kom, ge zijt toch geen jongen meer van 5 jaar! Er zullen zoo twee inentingen gebeuren. | |||||
4. Onderzoek van den dokter.Elken morgen hebt gij gelegenheid het onderzoek van den dokter aan te vragen. Men beweert wel eens - en deze aanklacht is niet heelemaal ongegrond - dat dit onderzoek een groote comedie is. Indien dit onderzoek echter een comedie is dan is het grootendeels de schuld van de soldaten zelf. Stel u eens in de plaats van den geneesheer, die iederen dag honderd, ja zelfs honderd vijftig zieken moet onderzoeken waarvan minstens acht op tien ingebeelde zieken of beter ‘karottentrekkers’ zijn, die liever een heelen dag luieren dan zich wat te vermoeien op oefening. Gij moogt daar niet aan meedoen en wanneer de gelegenheid zich voordoet moet gij aan uwe makkers ‘het verkeerde’ van deze handelwijze doen inzien. Er is echter aan dezen mistoestand een droevig gevolg verbonden: ernstige jongens die werkelijk ziek zijn, durven stilaan het ziekenrapport niet meer vragen en verstoppen liever hun zwakheid of pijn... | |||||
[pagina 48]
| |||||
Daar moet gij absoluut tegen opkomen; bijzonder wanneer gijzelf in het geval zijt, en ook niet aarzelen uwe makkers die in dit geval verkeeren te verplichten het onderzoek aan te vragen. | |||||
5. De oefening.Ziedaar de gewichtigste brok van uw soldatenleven. Gij zult er het grootste deel van uwen tijd aan besteden. Wanneer de trompet of klaroen de verzameling blaast voor de oefening en de sergeant van de week in de kamers komt roepen: ‘In tenue’ is de tijd voorbij om u nog te scheren of uw geweer te poetsen. Er zijn soldaten die gedurende heel hun dienst aan 't staartje komen bij de verzameling. Wees niet van dat soort, integendeel. Uw uitrusting weze goed in orde, uw wapens krakend net; verder wacht ge in 't gelid, op uw gewone plaats het ‘Geeft acht’ af. Ziet ge dat een van uw kameraden iets vergeten heeft, dat zijn gordel scheef zit, of zijn bretellen verwrongen hangen, zeg het hem vriendelijk en steek hem een handje toe. Weldra zal de ‘eerste’ of de adjudant zijn manschappen voorstellen aan den officier van dienst; dan: ‘gelederen van vier, voorwaartsmarsch!’ Het hanteeren van wapens, veldwerken, werpen van granaten en de oefeningen in gesloten gelid zullen een goed gedeelte van den tijd, vooral in 't begin, in beslag nemen. Daarna komt de beurt aan den ‘velddienst’, die de verschillende oefeningen omvat der voorposten, schildwachten, benaderingsmarsch, enz. De sport zal eenige namiddagen in beslag | |||||
[pagina 49]
| |||||
nemen. De marschen geschieden 's morgens; soms 's nachts. Het doel hiervan is de soldaten te gewennen aan de troepenverplaatsingen, die zich in tijd van oorlog onvermijdelijk voordoen. Zij geschieden trouwens, zelfs in den zomer, met kapoot aan en in volledige uitrusting. Zeker is het heel lastig en men is gemakkelijk geneigd dit ‘onmenschelijk’ te noemen... Beschouw de zaak echter praktisch en gij zult dadelijk begrijpen. Tot wat dient of beter welk is gewoonlijk het einde van een marsch in oorlogstijd? Bivouac of kantonnement; het is heel zeker dat diegenen die het meest roepen omdat ze gedurende den dag de kapoot moeten dragen ook het meest zouden klagen, moesten ze die 's nachts niet hebben. Och kom, wij klagen toch zoo gemakkelijk. Neem deze gelegenheid (dit noodzakelijk kwaad) te baat om u zelf lichamelijk maar vooral zedelijk te harden en te sterken. Om die oefeningen, die niet altijd zonder last en vermoeienis zijn, juist te beoordeelen, moet gij er u eerst van overtuigen dat ze niet volkomen van belang ontbloot zijn en hun reden van bestaan hebben. Eens soldaat moet gij uw plicht doen. In uw vak hadt ge misschien een tamelijk afwisselende bezigheid, maar in onze fabrieken en bureelen is het werk van de massa toch heel weinig ‘aantrekkelijk’ en zeer eentonig. En toch vervullen zij een onmisbare rol. Gij moet er toe komen al de oefeningen, niet automatisch, maar uit eigen beweging, goed af te werken. Deze moeten instinctmatig zijn, vlug en zeker, zooniet is men een slecht soldaat. Maar dat ‘geweer-schouderen’, zult ge zeggen, en de paraden en de revues en de lange | |||||
[pagina 50]
| |||||
marschen, waarvan men gebroken en nat van 't zweet terugkeert?... Dat alles helpt uw ledematen en uw wil buigzaam maken en sterk. 't Heeft allemaal zijn nut. Het zal u niet altijd licht vallen de zaken van dien kant te beoordeelen, en gij zult voorwendsels vinden bij de vleet om de oefening zonder overtuiging te doen, met slordigheid en alleen met de bekommernis geen straffen op te loopen. Toch zou dit niet redelijk zijn: althans een Kajotter onwaardig. De militaire dienst met al zijn onderdeelen is niets anders dan uw plicht van staat. Trouwens: heel die voorraad van uithoudingsvermogen, tucht, zelfverloochening en wilskracht zal uzelf en veel anderen ten goede komen. Bij het terugkomen van de oefening zult ge misschien wel erg vermoeid zijn, zal u de lust bekruipen u te ontlasten van uwe uitrusting, alles te werpen waar het vliegen wil en u uit te strekken op uw bed - wat trouwens verboden is. Vooraleer rust te nemen, vooral wanneer ge een bui op het lijf hebt gekregen, doet ge best uw wapens te drogen, den laadstok door den loop te schuiven. Laat ook uw kleeren drogen en borstel het slijk van uwe schoenen. Zijt ge bezweet, wasch dan ten minste uw aangezicht en uwe handen, indien er gelegenheid toe bestaat. Daarna kunt ge rusten en 't zal u goed doen. In alles komt het er op aan, bijzonder in 't begin, U niet te laten ontmoedigen en veel goeden wil te toonen... De meeste soldaten treden in het leger binnen met vooropgezette gedachten die gewoonlijk overdreven en dikwijls valsch zijn. In al hun oversten zien ze gewoonlijk ‘tirannen’ of ‘beulen’ die niets anders zoeken dan straffen. Het is onbetwist- | |||||
[pagina 51]
| |||||
baar dat, zooals trouwens overal, er ook in het leger oversten zijn die veel en groote gebreken hebben. Maar stel U de vraag: ‘Hoeveel patroons zijn er die nooit hun personeel uitschelden? en die altijd en op alle gebied korrekt zijn...?’ Er zijn er zeker en zoo zijn er ook in het leger... Daarom veel goede wil. Aarzel ook niet uit misplaatste vrees, wanneer ge moeilijkheden hebt, uitleg te vragen of te geven over uw geval aan uw luitenant b.v. Ge zult zien dat ge er dikwijls goed zult bij varen. | |||||
6. De theorie.Naargelang de wapens, worden de oefeningen aangevuld door een zeker aantal uren theorie. Door de gedurige herhalingen en de droogte van de stof komen deze uren zeer saai voor aan de meeste soldaten. Ze zijn er nochtans noodig. Dat ze gedurig moeten herhaald worden komt grootendeels hierdoor: dat vele soldaten zich moeilijk op de hoogte stellen van deze eenvoudige kennis. Doe uw best om er zooveel mogelijk profijt uit te halen om beter het ‘waarom’ van de beweging die ge doet en de wapens die ge hanteert, te verstaan. Na enkele weken worden een tien tot vijftiental soldaten naar gelang hun aanleg, handigheid en toewijding uitgekozen om opgeleid te worden tot korporaals. Gebruik geen ‘flauwe’ middelen om tot deze kandidaten te behooren maar wanneer ge uitgekozen wordt aarzel dan niet deze benoeming aan te nemen. Doe het niet voor de strepen of de gemakkelijkheid. Ge zult er echter menige gelegenheid hebben om de mannen uwer ploeg bij te staan en hun goed te doen. | |||||
[pagina 52]
| |||||
7. De karweien.Er zijn er een heel hoopje en ge zult er algauw van op de hoogte zijn. Ontwijk ze nooit als uw beurt daar is. Het ware een onfeilbaar middel om zoowel de kameraden als de korporaals en de sergeanten tegen u te krijgen. Zeer dikwijls worden de corvee-lijsten slordig en willekeurig opgemaakt en valt men op diegenen, die niet tegenpruttelen. Ge moet geen ‘goedzak’ zijn, maar van den anderen kant moet g'er niet tegen opzien al eens een karweitje buiten uw beurt aan te pakken. Steek een handje toe waar het nuttig is, wees gedienstig in de kazerne, zooals ge 't waart op uw werk. Zoo past het een Kajotter. De rol van een ‘kamer-wachter’, die u zal te beurt vallen, en die niet altijd van een leien dakje zal loopen, omvat het kuischen der kamer, de verantwoordelijkheid voor het kuischgerief en voor alles wat zich in de kamer bevindt. Dat zal u beletten van 's avonds uit te gaan, tenzij een welwillend makker u wil vervangen. Wees nochtans voorzichtig! Geraakt er iets verloren, dan zult gij de gebroken potten betalen. Dat gebeurt vooral wanneer een groepje soldaten in de kazerne blijft en de lust hen bekruipt eens alles 't onderste boven te zetten. Om de beurt zal uwe kompagnie de ‘piketwacht’ hebben. 's Avonds kunt ge niet buiten en gansch den dag door - t.t.z. van de eene wachtparade tot de andere - zult ge de verschillende karweitjes krijgen buiten de kompagnie, zoo b.v. de keukens, het onderhoud der koeren, enz... | |||||
[pagina 53]
| |||||
8. De wacht!...Gewoonlijk is ze voorbehouden aan de soldaten die hun onderrichting achter den rug hebben (ongeveer na 3 maand). Wanneer uwe beurt daar is, zal men u daags te voren verwittigen. Maak tijdig uw boekje klaar: uwe wapens goed in orde, uw zak, uw gordel: uw eetketeltje, uw schoenen en handschoenen. Staat ge op wacht, geef dan aandacht op de wachtorders, wees niet slordig, omdat ge meent door niemand gezien te zijn. Wees ook hier rechtzinnig en gewetensvol. | |||||
9. Inspekties en uitpakken.Het uitpakken geschiedt in de kamer en gewoonlijk 's Zaterdags na den ‘grooten kuisch’. Het bestaat hierin, dat men volgens een voorgeschreven orde op zijn stroozak de voorwerpen der uitrusting naast elkaar legt, goed zuiver, in orde, geplooid of opgerold, voorzien van het stamnummer en geplaatst zooals de ouderen u dat zullen wijzen. Het gebeurt wel eens dat na den wasch het stamnummer van uw linnen verdwijnt: zorg er dan voor dat het er weer duidelijk op komt. Hoofdzaak is uwe zaken proper te houden (vooral uw wapens en uw eetketeltje) en reglementair geteekend. Uwe knoopen moeten overal goed vastgemaakt zijn, met draad, niet met ringetjes. Laat geen tabaksstof of overschot van beschuiten in uw zakken zitten. De voedering van uw kapoot of vest mag nergens gescheurd of los zijn. Uwe reserveschoenen moeten van binnen en van buiten zuiver zijn. | |||||
[pagina 54]
| |||||
Geregeld wordt er inspektie gehouden van de wapens. Soms zal het de majoor, soms de kolonel, soms de generaal zijn die de inspektie houdt. In den grond is dit alles bijna hetzelfde. Volgens den graad, zal men er wat meer vorm aan geven; dat is alles. Wilt ge altijd in regel zijn, dan moet ge op elk oogenblik voor de inspektie gereed zijn. Trouwens, die zorgzaamheid zal uzelf op de eerste plaats ten goede komen. | |||||
10. Paardenvolk en artilleristen.Voor den soldaat te paard of den artillerist blijft alles, wat we voor het voetvolk zegden, ook van tel. Opvallend is het dat bij de ruiterij en het geschut de dienst meer nauwgezet is en scherper wordt onderhouden! Daarom ook ziet er de kamer in een regiment ruiterij heel anders uit dan bij het voetvolk. Gedurig-aan moet er gekuischt en gepoetst. Bij marschen en manoeuvers is het paard hoofdzaak, of toch bijna. Maar voor den dienst wordt het ruimschoots vergoed door de aanhoudende zorgen die het vereischt. Het getuig, de teugels, de trensen, de zadeltasschen, de kettinkjes en kinkettingen eischen dagelijksch poetsen. De regen of het slecht weder, het stof, het eenvoudig zweeten van het paard, verknoeien in een paar minuten de uitslag van verschillende uren werk. Roest is hier de hoofdvijand: om een net getuig te hebben, moet men dagelijks den roest te keer gaan. In 't begin kan dit wel zwaar vallen. Er bestaat | |||||
[pagina 55]
| |||||
nochtans geen reden u den schrik op het lijf te jagen. Men is kontent en fier - als het voorbij is - tot de ruiterij te behooren. Heel wat oefeningen geschieden te paard. Derhalve drage men veel zorg voor zijn paard. Behandel het als een trouwe ‘makker’. Een paard is zeer gevoelig en kent gauw zijn meester. Geen brutaliteit dus, maar voorzichtigheid. Het paard is voor zijn berijder wat zijn berijder voor hem is. Heel wat paarden - tengevolge van vorige ruwe behandelingen - worden moeilijk. Het roskammen moet altijd met groote zorg gebeuren. Zoodra er iets hapert, verwittig den brigadier. Dat alles neemt heel wat tijd in beslag, zonder dan nog te gewagen van de talrijke ‘stalwachturen’. De uren om uit te gaan worden er dikwijls door verkort, want bij het paardenvolk blijft er altijd wat te kuischen. Niet zelden is men zoo vermoeid, dat men waarlijk den moed niet meer heeft zich in tenue te zetten om uit te gaan. Doodmoe blijft men dan in de kamer, uitgestrekt op het bed, heelemaal af. Is onze ruiter vrij, dan moet hij den moed hebben zich in tenue te zetten en uit te gaan, al ware het maar om eens in een ander midden en in andere lucht te ademen. Hij heeft dat nog meer noodig dan de piot. | |||||
11. Het Kamp.Op het einde van den dienst, verlaten de regimenten de kazerne en gaan zich vestigen in groote kampen om gedurende zes weken schietoefeningen en manoeuvers te doen. In ons land bevinden deze | |||||
[pagina 56]
| |||||
kampen zich te Beverloo en te Elsenborn. Een der tochten - van de kazerne naar het kamp of omgekeerd - geschiedt in dagmarschen, te voet, te paard, of per fiets, volgens de regimenten. Die lange tochten brengen natuurlijk heel wat vermoeienis en moeilijkheden mee. Het voetvolk zal er wel het ergst aan toe zijn. Daarom mag de piot geen enkele der raadgevingen voor de dagmarschen verwaarloozen, die gegeven worden vóór het vertrek. Vooral de voeten moeten goed verzorgd worden. De slechte staat der schoenen; sokken die te veel gestopt zijn, verhitten de voetzolen en veroorzaken er zeer pijnlijke blaren. De kompagnies hebben vet, talkpoeder en formol ter beschikking, welke de soldaten, die gevoelig zijn aan de voeten, best kunnen gebruiken. Eveneens moet men er voor zorgen, eer de dagmarschen beginnen, dat heel de uitrusting zóó geschikt is, dat zij de bewegingen niet hindert. In elk geval make men gebruik van de eerste halt om de uitrusting volmaakt in evenwicht te brengen; het is beter vijf minuutjes rust op te offeren, dan uren pijn te lijden en deel te maken van het peloton der sukkelaars, die achterblijven. We moeten het als een punt van eer aanzien frisch en welgestemd de marschen ten einde te brengen. Op het kantonnement of de legeringsplaats aangekomen, beginne men met zich te wasschen, zelfs vooraleer te eten en te rusten. Zoodra de Kajotter zijn krachten heeft hersteld en 't zwaarste zijner vermoeienissen heeft afgeschud, zet hij zich in tenue en loopt ‘een wandelingsken maken’, in gezelschap van enkele goede kameraden. Nochtans trekken wij de aandacht onzer Kajotters op een gewoonte, erg in gebruik gedurend de dagmarschen: het bier der streek gaan proeven. Daar | |||||
[pagina 57]
| |||||
het toezicht der oversten wat moeilijker is dan in het garnizoen, komt het licht tot dwaasheden en braspartijen, die zelfs na het appel van 's avonds worden voortgezet. Kajotter, neem nooit deel aan dat soort van overdaad. Het geld, dat ge van de spaarkas hebt gehaald om u eenige extratjes gedurende uwen legerdienst te verschaffen, moet ge aan nuttiger zaken besteden. Bewaar daarbij uwe krachten voor den tocht van den volgenden dag. Een andere, niet minder nuttige raadgeving: 's avonds, vóóraleer u uit te strekken op het stroo, doet ge goed uw persoonlijke voorwerpen goed op orde te leggen om ze 's anderendaags 's morgens vlug terug te vinden. Men moet soms zeer vroeg opstaan en het gebeurt wel meer dat er in de schuren of andere plaatsen waar de soldaten gekantonneerd zijn, geen licht te vinden is. Het is een bewezen feit, dat het meerendeel der voorwerpen, welke de soldaten bij het einde van hun dienst niet kunnen teruggeven, verloren gingen gedurende de tochten naar het kamp. Na er zich van bediend te hebben, werpt men ze waar ze vliegen willen, ze geraken onder het stroo en 's anderendaags 's morgens daar er haast bij is, en 't nog niet licht is, moet men optrekken zonder ze teruggevonden te hebben. Om te vermijden dat ge ze moet terugbetalen: plaatst ze in goede orde en draagt er veel zorg voor. * * *
Het leven in het kamp valt nogal zwaar. De oefeningen duren langer en zijn moeilijker dan in het garnizoen; dikwijls geschieden ze op het oogenblik der groote hitte en dat maakt ze nogal vermoeiend. | |||||
[pagina 58]
| |||||
Toch moet het verblijf in het kamp niet aanzien worden als ondraaglijk. Lange rusturen worden den soldaten voorbehouden, en wie er op redelijke wijze weet gebruik van te maken, vindt er ruimschoots gelegenheid om de vermoeienis der oefening af te schudden. De oefeningen in 't kamp zullen U soms nog meer vervelend voorkomen dan in 't garnizoen daar ge gedurende vele oefeningen niet zult weten wat ge doet, waar ge U bevindt, wat er U te wachten staat... Vergeet echter niet dat het kamp de eenige gelegenheid is voor officieren en bijzonder voor de hoogere officieren om hunne kennissen in te diepen en te verbeteren. De Kajotters moeten het voorbeeld niet navolgen van duizenden andere soldaten, die de gewoonte hebben al hun vrije avonden in de militaire kinema's door te brengen. Die vertoonzalen, zeer talrijk vooral te Beverloo, zijn weinig gezond. Er wordt daar gerookt, op den grond gespuwd, men zweet er deerlijk en wie meent er wat ontspanning te vinden, komt er dikwijls met een zwaar hoofd uit en meer vermoeid dan vóór hij er binnentrad. Kajotter, voor u is er wat beters. Rond de kampen vindt ge uitgestrekte bosschen en schoone wandelingen. Verlaat uwe veel te enge kamer en ga wat gezonde lucht opsnuiven. Tracht andere goede kameraden mee te krijgen, vooral de overige Kajotters. Maak te zamen 'n prettige wandeling onder de mastboomen. Gebruikt de bosschen als leeszaal; speelt er met de kaart, het lievelingstijdverdrijf van den soldaat; spreekt er over de K.A.J., die ge weldra gaat terugvinden. De mastbosschen zijn uiterst geschikt voor de | |||||
[pagina 59]
| |||||
overweging; ge moet er uw gedachten al eens laten gaan naar God en naar hetgeen de toekomst voor u besloten houdt, want uw diensttijd loopt naar zijn einde. De omgeving der kampen, nog meer dan die der kazernen, is verre van zedelijk. Het meerendeel der herbergen komen verdacht voor. Sommige uwer ongelukkige makkers zullen er gaan zoeken wat zij ‘plezier’ noemen. Tracht z'er uit te houden; in elk geval, onder geen enkel voorwendsel, zult gij er een voet binnen zetten. Kantienen vindt ge in 't kamp bij de vleet; hebt ge dorst, ga daar dan heen, liever dan elders. Gij zult er de meeste moderne inrichting vinden; drank en andere koopwaren zijn er uitstekend en worden u aan zeer lage prijzen verkocht. Het kamp valt dikwijls samen met het einde van den diensttijd. Eindig uw kamp en uwen dienst op zijn kajottersch, zonder u te bekommeren om hetgeen anderen over u denken, die minder bezorgd zijn dan gij om het goede te doen. | |||||
12. De Oversten.De militaire tucht gaat onvermijdelijk gepaard met een zekere ruwheid en koelheid. Dat moet u niet afschrikken. Onder uwe oversten, zooals tusschen uwe makkers, zult ge menschen vinden zeer verschillend in waarde, in technisch en vooral in zedelijk opzicht. 't Is natuurlijk spijtig voor de soldaten en voor het leger zelf. Toch blijft het uw plicht eerbiedig en deftig te zijn tegenover uw oversten. Ge zult er trouwens bij winnen, zelfs indien de bevelen soms slecht gegeven of meermaals tegengesproken worden. | |||||
[pagina 60]
| |||||
‘In 't leger’, zullen anderen zeggen, ‘moet ik niet trachten te begrijpen!’ ‘Wat een vertrouwen’, zou een snul denken, ‘wat een nederigheid!’ Ge zult niet veel tijd noodig hebben om in te zien dat onder die gezegden minder loffelijke gevoelens schuilen. Er bestaat een domme hoogmoed, die geen enkel gezag erkent en in iederen overste, wie het ook zij, een type ziet die er alleen op uit is zijn mannen te vervelen. Bij de K.A.J. hebt ge geleerd dat alle wettig gezag, hoe gering het ook zij, van God komt. Gij weet bij ondervinding dat de gezagbekleeders soms onwetend en lafhartig kunnen zijn. Spijts dit alles, zult gij gehoorzamen met fierheid, zooals het een waar soldaat past. Anderen zullen slaafs gehoorzamen, alleen uit vrees voor straf, altijd knorrend, en alle bevelen op voorhand ongerijmd vinden. Gij hebt verstand! De K.A.J. heeft U weetgierig gemaakt en begeerig uw daden te beredeneeren. Nu ge soldaat zijt, moet ge uw verstand niet onttronen, maar tracht alles te begrijpen, help de anderen begrijpen, eenvoudig en vriendelijk. Wees niet zoo kleingeestig als die anderen, die zich interessant willen aanstellen met den militairen groet te ontloopen, in de kazerne zoowel als op de straat. Groet vrij en vrank de oversten die ge tegenkomtGa naar voetnoot(1). De militaire reglementen leggen de oversten eveneens zware verplichtingen op. Ziehier wat het tuchtreglement zelf daromtrent inhoudt: ‘De leden der militaire overheid, tot welken | |||||
[pagina 61]
| |||||
graad zij ook behooren, moeten hun ondergeschikten bejegenen met goedheid, met rechtvaardigheid; voor hen welwillende leiders zijn, belang in hen stellen en ze behandelen als menschen, waaraan zij solidair verbonden zijn in het vervullen eener gemeenschappelijke zending en verplichting tegenover het land. Alle gestrengheid die niet volstrekt noodig is, elke straf waarvan de aard niet bepaald is door het reglement, of zou ingegeven zijn door een ander gevoelen als de plicht, elke handeling, elk gebaar, elk kwetsend woord van een overste tegenover een ondergeschikte zijn streng verboden.’ | |||||
13. Het rapport van den Kommandant.Dit rapport heeft plaats rond 11.30 u. als men terugkomt van de oefeningen. De zitting begint met het ondervragen der soldaten, die om een of andere overtreding aangeklaagd werden. Eerst krijgt de onderofficier, daarna de soldaat zelf het woord; waarop dan een vermaning of een straf volgt. Verlangt ge een gunst te bekomen, vraag dan 's morgens aan den sergeant der week, die het ‘appel aan den voet van het bed’ doet, dat hij u opschrijve voor het rapport. Gewoonlijk vraagt de onderofficier naar de reden. Ge zijt niet verplicht hem te antwoorden en wanneer ge de reden liever niet bekend maakt kunt ge hem beleefd antwoorden ‘om persoonlijke redenen’. Ingeval ge een min of meer vertrouwelijk onderhoud zoudt wenschen met den kommandant of diens plaatsvervanger, moet ge 's morgens bij het aanvragen van het rapport duidelijk aangeven: | |||||
[pagina 62]
| |||||
‘persoonlijk onderhoud’. Het geval kan zich b.v. voordoen voor zedelijke aangelegenheden. Rond 11.30 uur wacht ge aan de deur van het bureel der kompagnie tot men u binnenlaat. Ge neemt uw muts af, stelt u in positie, en zet dan eenvoudig uwe aanvraag en uwe redenen uiteen. Alvorens heen te gaan, vraagt ge: ‘Is er niets meer tot uwe orders, mijn kommandant (of luitenant)?’, daarop maakt gij het reglementaire ‘rechtsomkeer’ en gaat heen. | |||||
14. Klachten.Ziehier de verschillende artikels van het tuchtreglement, die hiermede betrekking hebben: 101. - Ieder militair die meent het voorwerp te zijn van een onverdienden of onrechtmatigen maatregel, mag een klacht indienen. 102. - Alleen individueele klachten zijn geoorloofd. Zij moeten geuit worden in eerbiedige bewoordingen, binnen de hierna bepaalde tijdruimte; zij worden zorgvuldig en zonder uitstel onderzocht. Eens die tijdruimten voorbij, worden geen klachten meer aangenomen. 103. - Alvorens een klacht in te dienen, moet de ondergeschikte vragen gehoord te worden door den overste, die den bedoelden maatregel trof. Deze aanvraag moet geschieden den volgenden dag (de feestdagen rekenen niet mede) op zijn vroegst; op zijn laatst, den tweeden dag na den dag dat hij kennis kreeg van bedoelden maatregel. De overste moet kalm en welwillend den ondergeschikte aanhooren en desgevallend zijn ongelijk erkennen. Oordeelt hij dat de redenen, die de klacht steunen, niet gegrond zijn, dan zal hij trachten den | |||||
[pagina 63]
| |||||
betrokkene te doen begrijpen dat de maatregel die te zijnen opzichte werd genomen, noodzakelijk was. Slaagt hij daar niet in, dan wordt de klacht van rechtswege 's anderendaags op zijn laatst voor den onmiddellijk-hoogerstaanden gezagbekleeder gebracht. 104. - In beginsel worden de klachten schriftelijk geformuleerd. Zij mogen evenwel mondeling ontvangen worden, tot aan den korps- of detachements-overste, wanneer het korporaals en soldaten betreft. 105. - Geldt het een mondelinge klacht, dan vraagt de belanghebbende het ‘rapport’ aan van den bataljons- of regimentskommandant. Voor onderofficieren, korporaals of soldaten wordt die aanvraag mondeling gedaan aan den kompagnie-kommandant, op het uur van zijn rapport, en desgevallend ingeschreven op het dagelijksch rapport, om langs hiërarchischen weg overgemaakt te worden. 106. - Geldt het een schriftelijke klacht, dan wordt deze op dezelfde wijze langs hiërarchischen weg overgemaakt. De oversten, die zich bevinden tusschen den klacht-indiener en den overste waartegen de klacht ingediend, mogen haar in geen geval tegenhouden; deze laatste alleen neemt er kennis van en maakt ze daarna over aan den bestemmeling, zonder de minste bemerking of aanteekening. 107. - Wordt er geen gevolg gegeven aan zijn klacht, dan mag de ondergeschikte, die zich onverdiend getroffen blijft voelen - binst een tijdruimte van twee dagen, volgend op het oogenblik dat de beslissing hem werd bekend gemaakt - vragen in beroep te gaan bij den overste die in rang volgt op dien welke men aanhoorde... | |||||
[pagina 64]
| |||||
108. - De straffen en tuchtmaatregelen waarover de aanklacht werd ingediend, worden geschorst vanaf het oogenblik waarop de klachtindiener ‘het rapport heeft aangevraagd ’ of zijn schriftelijke klacht heeft neergelegd; de belanghebbende blijft in voorloopig arrest tot het hoogere gezag uitspraak heeft gedaan. 109. - Indien de klacht een straf meebrengt, dan mag deze slechts opgelegd worden door den gezagsbekleeder waarbij de belanghebbende in beroep ging; de ongegronde klachten moeten altijd streng gestraft worden. | |||||
15. De postbode.Rond den middag worden de korporaals der week ‘geblazen ’. Zij ontvangen van den sergeant-postbode de briefwisseling bestemd voor de soldaten der kompagnie en deelen deze onmiddellijk uit. De korporaal verwittigt de soldaten voor wie een postmandaat is toegekomen. Deze mandaten worden aan de belanghebbenden uitbetaald door den sergeant-postbode, op diens bureel. Het heeft zijn belang nogmaals te wijzen op het gevaar, bankbriefjes in de brieven te verzenden. | |||||
16. De soldij.De soldij is als volgt bepaald: Korporaal of brigadier: 0,60 fr. per dag. Soldaat: 0,30 fr. per dag. Wanneer een militair van ondergeschikten rang zich in het hospitaal bevindt, trekt hij slechts halve soldij. Gewoonlijk wordt de soldij uitbetaald den 2en | |||||
[pagina 65]
| |||||
en den 17en van de maand door den rekenplichtige der kompagnie. De militairen teekenen ‘voldaan ’ op den soldij-staat, welke in bewaring is op het bureel der kompagnie. Voor de vergoeding na de 12e maand: zie blz. 30. | |||||
17. Verlofdagen en Permissies.a) Gunstverlof. In beginsel mag er per maand werkelijken dienst één verlofdag zonder soldij toegekend worden aan de soldaten van goed gedrag. Doorgaans wordt er geen verlof gegeven gedurende de vier eerste maanden van den dienst, welke meer bijzonder onderrichtingsmaanden zijn, tenzij om een gewichtige reden. Zoodra de instruktie ten einde loopt en de reeks verlofdagen aanvangt, omvatten deze gewoonlijk verschillende dagen tegelijk.
b) Dringende verlofdagen. Dringende verlofdagen kunnen vergund worden om ernstige redenen - zooals ziekte of afsterven van een naasten bloedverwant, de geboorte van een kind - en bij gevallen die niet altijd op voorhand kunnen voorzien worden. De soldaten moeten voorzichtig zijn waar het dergelijke verlofdagen geldt. Sommigen doen bedrieglijk zulke redenen gelden. Het is een gebrek aan rechtschapenheid en het is bovendien gevaarlijk, daar men voor dat soort redenen een strenge kontrool pleegt uit te oefenen. Onmiddellijk wordt een telegram verzonden naar de Rijkswachtbrigade der plaats van den verlofganger, om zich te vergewissen omtrent de juistheid der aangegeven reden. | |||||
[pagina 66]
| |||||
Die verlofdagen worden niet afgetrokken van de gunst-verlofdagen.
c) Verlofdagen voor uitzonderlijke redenen. De soldaten kunnen verlofdagen krijgen om uitzonderlijke redenen, waarover de korpsoverste uitspraak doet. Dat soort verlofdagen worden enkel toegestaan wanneer ze gewettigd zijn door onvoorziene omstandigheden, welke zich voordoen na het indienst-treden, en wanneer een belangrijke persoonlijke of familie-aangelegenheid op het spel staat. Zoo heeft men bijv. het geval van een soldaat, die een examen moet afleggen, dat van belang is voor zijn toekomst, of wiens familie, door het overlijden van den vader, zich in moeilijke omstandigheden komt te bevinden. In beginsel beperkt tot een tijdsruimte van een maand tot zes weken hoogstens, telt dit verlof om uitzonderlijke redenen, niet als diensttijd. De soldaat, die er mocht gebruik van maken, moet onder de wapens blijven na het heengaan der klas, gedurende een tijdsruimte overeenkomend met dit verlof.
d) Permissies. Buiten de verlofdagen, kunnen de soldaten die goeden dienst verrichten, toelatingen verkrijgen om de kazerne te verlaten 's Zaterdags 's namiddags, om 18 uur (6 uur), om 's Zondags 's avonds met den laatsten trein, die vóór middernacht vertrekt, weer te keeren. Deze toelatingen worden toegestaan aan 50 ten honderd van het werkelijk aantal soldaten per kompagnie. De soldaten, die niet te ver van het garnizoen wonen en door hun dienst in de kazerne niet weerhouden worden, kunnen door hun kommandant ontslagen worden van het appel van | |||||
[pagina 67]
| |||||
's Zondags middags en alzoo een deel van den dag in hun familie doorbrengen. De kommandant der kompagnie kan ook aan de voorbeeldige soldaten de middernachtvergunning schenken, waardoor het hun toegelaten is op weekdagen tot 23 of 24 uur buiten de kazerne te blijven. De middernachtvergunning stelt de soldaten in de mogelijkheid een voordracht of een feest bij te wonen, avondlessen te volgen, enz.
e) Toelatingen kunnen gegeven worden aan de militairen, die geen trein moeten nemen om huiswaarts te keeren.
| |||||
18. Zondagdienst.a) Dagen waarop de dienst geregeld is als 's Zondags. Den 1 Januari. Den verjaardag van de geboorte van Z.M. den Koning. Den 21 Juli (eerste dag der Nationale feesten). Den 11 November (verjaardag van den wapenstilstand). Den naamdag van Z.M. den Koning. De Maandagen van Paschen en Pinksteren. Op O.H. Hemelvaart, O.L. Vrouw Hemelvaart, Allerheiligen en Kerstmis.
b) Den verjaardag der geboorte van H.M. de Koningin is de dienst vanaf 's middags geregeld als op de Zondagen. | |||||
[pagina 68]
| |||||
19. Bezoeken aan de militairen.Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, mogen er geen bezoeken gebracht worden aan de militairen, tenzij in de tijdruimten tusschen den morgen- en den namiddagdienst, na 18 uur in de week en vanaf 8 uur op Zondagen en andere dagen waarop de dienst als 's Zondags is geregeld. Die bezoeken eindigen bij het avondappel. De uren waarop de spreekkamers toegankelijk zijn, worden uitgeplakt. |