Bijlage I. De Militaire Willemsorde.
De Militaire Willemsorde is ingesteld bij de Wet van 30 April 1815, en strekt tot belooning van uitstekende daden van moed, beleid en trouw, bedreven door hen, die ter zee of te land, in welke betrekking ook en zonder onderscheid van stand of rang, de Koningin en het Vaderland dienen.
Aan het verkrijgen en verleenen van de orde zijn verschillende bepalingen verbonden, welke een waarborg scheppen, dat aan de verleening alleen werkelijke, wèl bewezen verdienstelijke daden ten grondslag liggen; daarom mag elk drager van het eereteeken met recht trotsch zijn op het kruis ‘Voor Moed, Beleid en Trouw’.
Indien ieder Nederlander den drager van dat kruis met eenige onderscheiding aanziet, dan is dat niet anders dan een rechtmatige erkenning van bewezen verdiensten.
De orde bestaat uit vier klassen: |
Ridders van de 4e klasse; |
Ridders van de 3de klasse; |
Ridders van de 2de klasse of Commandeurs; |
Ridders van de 1ste klasse of Grootkruisen. |
Ridders beneden den rang van tweede-luitenant ontvangen jaarlijks een riddersoldij, welke ook als burger wordt behouden, en voor de ridders van de 4e klasse bedraagt:
adjudant-onderofficier |
ƒ 325 |
sergeant-majoor of opperwachtmeester |
ƒ 270 |
sergeant of wachtmeester |
ƒ 200 |
korporaal |
ƒ 140 |
soldaat |
ƒ 120 |
Ridders van de 3de klasse genieten het dubbele bedrag der genoemde toelagen.