| |
| |
| |
Hoofdstuk XX. Indienen van verzoeken; ondergaan van krijgstuchtelijke straffen; indienen van beklag over een opgelegde krijgstuchtelijke straf, een order of bejegening.
Indienen van verzoeken.
Krachtens artikel 8 van de grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden heeft ieder (dus ook ieder militair) het recht om verzoeken, mits schriftelijk, aan de bevoegde macht in te dienen. Deze verzoeken moeten door den verzoeker zijn onderteekend; onderteekening uit naam van anderen kan alleen geschieden krachtens schriftelijke bij het verzoek overgelegde, volmacht.
Ieder militair mag, mede namens anderen, verzoeken, voorstellen, klachten of bezwaren, betrekking hebbende op de plaatselijke toestanden, rechtstreeks schriftelijk richten tot den commandant van de compagnie, waartoe hij behoort of tot een hoogeren militairen chef, in het laatste geval echter langs den militair-hiërarchieken weg. Daarbij kan worden verzocht, tot nadere toelichting een mondeling onderhoud te mogen hebben.
Tijdens het verblijf in werkelijken dienst worden eventueele tot den compagnies-(batterij- of eskadrons-)commandant te richten schriftelijke verzoeken ingediend op een door dezen commandant aan te geven wijze.
Sommige verzoeken kunnen mondeling aan den sergeant (wachtmeester) van de week worden opgegeven, die deze dan overbrengt aan den compagnies- (batterij of eskadrons-)commandant.
Tijdens het groot verlof verdient het gewoonlijk aanbeveling, om over in te dienen verzoeken eerst inlichtingen te vragen op het gemeentehuis van de woonplaats (Afdeeling Militaire Zaken).
Verzoeken aan den Minister van Defensie over dienstplicht zijn vrij van zegel.
Bij het indienen van verzoeken verdient het aanbeveling:
1e. de redenen zoo goed en volledig mogelijk te vermelden en duidelijk te zeggen, wat verlangd wordt;
2e. zoo mogelijk bewijzen over te leggen.
Onverminderd het vorenstaande, behoort de inhoud en de vorm van de door militairen in te dienen verzoeken, voorstellen, klachten of bezwaren, in overeenstemming te zijn met de eischen, welke daaraan uit krijgstuchtelijk oogpunt moeten worden gesteld.
| |
| |
| |
Ondergaan van krijgstuchtelijke straffen.
Licht arrest wordt ondergaan:
a. | door in de kazerne wonende korporaals en soldaten binnen het kazernecomplex, met uitzondering van de cantine; |
b. | door buiten de kazerne wonende korporaals en soldaten in hun woning. |
Militairen, die vergunning hebben, buiten de kazerne te overnachten, ondergaan hun straf in de kazerne.
Verzwaard arrest wordt ondergaan:
door korporaals, al dan niet in de kazerne wonende, in de kazerne in de kamer waarin zij zijn of worden gehuisvest;
door soldaten in een daartoe bestemd vertrek, doch niet op de soldatenkamers; gedurende den nacht (avondappèl tot reveille) zooveel doenlijk in afzondering.
Streng arrest wordt ondergaan:
door korporaals en soldaten in afzondering in een daartoe bestemde cel. De militair, die streng arrest ondergaat, is uitgesloten van het verrichten van dienst buiten de lokaliteit, waarin hij de straf ondergaat. Ongehuwden worden, indien zij niet aan de menage deelnemen, gedurende hun straftijd daarin opgenomen; deze bepaling geldt niet voor Israëlieten, voor wie ritueel voedsel in de kazerne wordt gebracht.
Voorloopig arrest, opgelegd ingevolge Artikel 44 der wet op de krijgstucht wordt in den regel ondergaan op dezelfde wijze als licht arrest. Het kan echter, indien dit in het belang van het onderzoek of ter voorkoming van wanorde noodzakelijk wordt geacht, op soortgelijke wijze worden ondergaan als verzwaard of als streng arrest. De voorloopig gearresteerde is in den regel uitgesloten van het verrichten van dienst buiten de plaats, waar hij het voorloopig arrest ondergaat.
Voorloopig arrest opgelegd ingevolge art. 4 van de Regtspleging bij de Landmagt wordt in den regel op dezelfde wijze ondergaan als streng arrest en slechts in uitzonderingsgevallen als verzwaard of als licht arrest, terwijl de voorloopig gearresteerde uitgesloten is van het verrichten van dienst buiten de plaats, waar hij voorloopig arrest ondergaat.
In de strafkamers, waar het streng arrest der korporaals en het verzwaard en streng arrest der soldaten wordt ondergaan, moet tot ligging der gestraften aanwezig zijn een houten brits, voorts een bank, zoo mogelijk een tafel en gedurende den nacht het gewone nachtleger.
Indien voorloopig arrest in een strafkamer wordt ondergaan, moet
| |
| |
het meubilair in dat vertrek bestaan uit een tafel, een stoel en een bedkrib.
Korporaals en soldaten, die arrest in de strafkamers moeten ondergaan, worden daartoe door den sergeant (wachtmeester) van de week aan den wachtcommandant overgegeven.
De met streng arrest gestraften worden in arrest gesteld, nadat hun zoo noodig gelegenheid is gegeven, hun kleeding en wapenen in orde te brengen; de met verzwaard arrest gestraften een half uur na afloop van hun dienst.
In één strafkamer mogen niet twee arrestanten tegelijk zijn opgesloten.
De arrestanten zijn gekleed in de door den regimentscommandant, in verband met het jaargetijde, te bepalen kleeding. Zij mogen in de strafkamers medenemen militaire voorschriften, volgens het oordeel van den compagnies-(batterij- of eskadrons-)commandant passende lectuur, een zakdoek, een horloge en de sleutels van hun kist en kast. Voor arrestanten bestemde correspondentie mag hun worden uitgereikt onder voorbehoud, dat, indien de arrestanten zich in voorloopig arrest bevinden ingevolge Artikel 4 van de Regtspleging bij de Landmagt, de voor hen bestemde correspondentie slechts aan hen mag worden uitgereikt na kennisneming van den inhoud - zoolang bedoelde arrestanten nog niet naar den Krijgsraad zijn verwezen - door den garnizoens-commandant, of - na hun verwijzing naar den Krijgsraad - door den officier-commissaris, of bij diens afwezigheid door den secretaris van den officier-commissaris, daartoe gemachtigd door den Auditeur-militair.
De regimentscommandant kan aan arrestanten vergunnen om in de strafkamers schrijfgereedchap mede te nemen en correspondentie ter verzending aan den wachtcommandant ter hand te stellen. De kennisneming van den inhoud van correspondentie, welke door arrestanten, die zich in voorloopig arrest bevinden ingevolge Artikel 4 van de Regtspleging bij de Landmagt, ter verzending wordt aangeboden, geschiedt op overeenkomstige wijze als hiervoor is bepaald ten aanzien van de aan hen uit te reiken correspondentie.
Alvorens de gestraften in arrest te stellen, ontneemt de daarmede belaste meerdere, hun de voorwerpen, welke zij niet in de strafkamers mogen medenemen en geeft deze, na afgifte van een schriftelijk bewijs aan den arrestant, ter bewaring bij het betrokken onderdeel, over aan den sergeant (wachtmeester) van de week.
De arrestanten ontvangen door de zorg van den sergeant (wachtmeester) van de week gedurende het middageten een lepel en een vork. Onmiddellijk na het gebruik doet de wachtcommandant dit eetgerei weer innemen.
| |
| |
Aan de met streng of verzwaard arrest gestrafte militairen en aan voorloopige arrestanten kunnen door den compagnies-(batterij- of eskadrons-) commandant diensten worden opgedragen, welke zij in de strafkamers moeten verrichten.
Andere dan de hierboven aangegeven en de voor het verrichten van de hun opgedragen diensten benoodigde voorwerpen mogen niet in de strafkamers worden medegenomen.
De wachtcommandant zorgt, dat de strafkamers behoorlijk gelucht en goed gereinigd worden; hij kan de met streng of verzwaard arrest gestrafte soldaten, de met streng arrest gestrafte korporaals en de korporaals en soldaten die zich in voorloopig arrest bevinden, belasten met het schoonhouden van de strafkamers, waarin zij zijn geplaatst. Hij waakt er voor, dat aan de arrestanten geen andere spijzen of dranken worden verschaft dan die, welke van rijkswege worden verstrekt, met uitzondering van het eten, bestemd voor de buiten de kazerne wonende korporaals en soldaten en voor de overige militairen, die - ook tijdens hun straftijd - van deelneming aan de soldatenmenage zijn vrijgesteld.
Voor zooveel mogelijk moet overdag aan de arrestanten gelegenheid worden gegeven, gebruik te maken van de privaten en urinoirs en moeten gedurende dien tijd de privaattonnen uit de strafkamers worden verwijderd.
Met streng of verzwaard arrest gestraften, wier straf is geëindigd, worden met de reveille door den wachtcommandant ontslagen. Met verzwaard arrest gestraften, wier straf nog niet is geëindigd, worden op werkdagen op het uur der reveille uit het arrest ontslagen; op Zonen feestdagen, alsmede op andere dagen, waarop dienst wordt verricht als op Zondag, zoomede op algemeene verlofdagen, blijven zij, uitgezonderd gedurende den tijd, waarin zij een godsdienstoefening bijwonen of deel moeten nemen aan onvermijdelijke diensten op die dagen, in arrest.
De regimentscommandant stelt regelen vast nopens het zich wasschen en scheren en het doen luchten van de arrestanten. Militairen, die met arrest gedurende meer dan twee dagen zijn ingesloten, worden in den regel na den tweeden dag dagelijks onder toezicht eenigen tijd - ten hoogste een uur - in de gelegenheid gesteld, in de open lucht of in een ruim lokaal te vertoeven en beweging te nemen. De regimentscommandant kan bepalen, dat het luchten niet zal plaats vinden, wanneer er gegronde aanleiding bestaat, om te vermoeden, dat de gestrafte zal trachten te ontvluchten, of wanneer hij zich misdraagt.
De wachtcommandant overtuigt zich van tijd tot tijd, dat de met licht arrest gestrafte korporaals en soldaten het kazernecomplex niet
| |
| |
eigendunkelijk hebben verlaten. Op de daartoe door hem te bepalen tijdstippen, zoo mogelijk door een signaal aan te geven, melden vorenbedoelde militairen zich bij den wachtcommandant. De sergeant (wachtmeester) van de week verantwoordt degenen, die door dienst of om andere redenen niet aanwezig kunnen zijn.
Het bepaalde in het voorgaande lid is, gedurende den tijd, dien zij voor het avondappèl in de kazerne moeten blijven, mede van toepassing op de korporaals en soldaten, aan wie als straf de verplichting is opgelegd, om op een bepaalden tijd voor het avondappèl in de kazerne terug te zijn en aldaar te verblijven.
De met licht arrest gestrafte militairen mogen bezoeken ontvangen.
De met verzwaard en streng arrest gestrafte militairen zoomede militairen die zich in voorloopig arrest bevinden ingevolge artikel 44 der Wet op de Krijgstucht, mogen alleen bezoek ontvangen van personen, die met de geestelijke verzorging van militairen zijn belast. De regimentscommandant, of bij diens afwezigheid de eerste officier van de week is bevoegd, om in bijzondere gevallen te zijner beoordeeling, bezoeken van andere personen bij uitzondering toe te staan; bij laatst bedoelde bezoeken is de wachtcommandant tegenwoordig.
De militairen die zich in voorloopig arrest bevinden ingevolge artikel 4 van de Regtspleging bij de Landmagt mogen uitsluitend bezoeken ontvangen van personen, die met de geestelijke verzorging van militairen zijn belast. In zeer bijzondere gevallen is, zoolang deze militairen nog niet naar den Krijgsraad zijn verwezen, de garnizoenscommandant bevoegd, bezoeken van andere personen toe te staan, terwijl na de verwijzing naar den Krijgsraad de officier-commissaris of, bij diens afwezigheid, de secretaris van den officier-commissaris bedoelde vergunning kan verleenen.
De aan een militair opgelegde krijgstuchtelijke straf wordt hem met vermelding van de strafreden, medegedeeld door den strafoplegger, tenzij deze bepaalt, dat zulks zal geschieden door den commandant van het onderdeel, waartoe de gestrafte behoort, of, indien de administrateur van dat onderdeel hooger of ouder in rang is dan de gestrafte, door diens administrateur.
De aan soldaten opgelegde straffen kunnen bovendien, met de strafreden, worden bekend gemaakt op het publicatiebord of in de publicatiekast.
Een opgelegde straf wordt door opneming van den gestrafte in een ziekeninrichting of in een kwartierziekenverblijf, dan wel door andere maatregelen, door den militairen geneeskundigen dienst bevolen, niet onderbroken. Gedurende den straftijd wordt de met streng arrest gestrafte, wanneer zijn lichamelijke en geestesgesteldheid dit toelaat, ook in de ziekeninrichting afgezonderd. De opgelegde straf en de dag,
| |
| |
waarop de tenuitvoerlegging is aangevangen, worden door den compagnies-(batterij- of eskadrons-) administrateur op het ziekenbiljet vermeld.
Wanneer de met arrest gestrafte militair zich door ongeoorloofde verwijdering aan het ondergaan van de straf onttrekt (verbreken van het arrest), wordt de straf, op de(n) dag(en) waarop zulks het geval is, gerekend niet te zijn ten uitvoer gelegd.
| |
Indienen van beklag, over een opgelegde krijgstuchtelijke straf, een order of bejegening.
De krijgstuchtelijk gestrafte, die zich over de hem opgelegde straf en/of over de omschrijving van de strafreden bezwaard acht en gebruik wenscht te maken van de hem verleende bevoegdheid, om zijn beklag te doen bij den tot straffen bevoegden meerdere, onder wiens rechtstreeksch bevel de strafoplegger gesteld is, kan gedurende een termijn van vier dagen, aanvangende met den tweeden dag na dien, waarop de oplegging der straf te zijner kennis is gekomen, zijn verlangen daartoe schriftelijk kenbaar maken aan zijn compagnies-(batterij- of eskadrons-)commandant; in deze schriftelijke verklaring behoort hij op te geven, over welke straf of (c.q. en) strafreden hij zich bezwaard gevoelt, desgewenscht onder bijvoeging van een schriftelijke toelichting.
Is het beklag door den in het vorige lid bedoelden meerdere geheel of gedeeltelijk ongegrond bevonden, dan is de gestrafte bevoegd, daartegen binnen twee dagen, nadat de beslissing te zijner kennis is gekomen, de eindbeslissing van het Hoog Militair Gerechtshof in te roepen. Hij maakt zijn verlangen daartoe schriftelijk langs den hiërarchieken weg kenbaar aan den regimentscommandant, die op deze verklaring een aanteekening stelt nopens het tijdstip, waarop de gestrafte het verlangen heeft kenbaar gemaakt, om de eindbeslissing van het Hoog Militair Gerechtshof in te roepen.
De militair, die zich over eene hem gegeven order bezwaard acht, is bevoegd deswege mondeling of bij bezwaarschrift, in te dienen langs den hiërarchieken weg, zijn beklag te doen bij den tot straffen bevoegden meerdere, onder wiens rechtstreeksch bevel degene, die de order gaf, gesteld is.
De militair, die vermeent eene krenkende of onbillijke behandeling van zijn meerdere te hebben ondervonden, is bevoegd daarover mondeling of bij bezwaarschrift, in te dienen langs den hiërarchieken weg, op gepaste wijze zijn beklag te doen bij den tot straffen bevoegden meerdere, onder wiens rechtstreeksch bevel die meerdere staat.
Door het indienen van een onredelijk of oneerbiedig beklag stelt klager zich aan krijgstuchtelijke bestraffing bloot. |
|