| |
| |
| |
Hoofdstuk IV. Doel, beteekenis en noodzakelijkheid van de Nederlandsche weermacht.
Beteekenis van Nederland.
Nederland is een land van groote beteekenis. Slechts België heeft een even dichte bevolking. Het Rijk in Europa is wel is waar betrekkelijk klein, maar Nederland over zee is even groot als Duitschland, Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië te zamen. Onze landbouw, veeteelt, tuinbouw, handel, industrie en scheepvaart zijn van groot belang. Wij genieten een vrijheid als slechts weinige landen kennen en mogen ons verheugen in een staatsregeling, welke vreemdelingen ons benijden. Geen wonder, dat het meerendeel van ons volk, dat dit alles begrijpt, het Vaderland lief heeft en dezen gelukkigen toestand wil bestendigen.
| |
Ligging van Nederland.
De ligging van ons land is echter zoodanig, dat zijn bezit, vooral in tijd van oorlog, zeer voordeelig zou zijn voor andere Staten. Zij zouden dan immers onze havens kunnen gebruiken voor hunne oorlogsschepen, hunne legers kunnen laten landen op onze kusten of door ons land marcheeren, om hun vijand beter te kunnen aanvallen. Maar dan was het gedaan met onze onafhankelijkheid en speelden anderen hier den baas.
| |
Doel der weermacht.
Het uiterste middel, om de zoo zeer gewenschte onafhankelijkheid te bewaren, bestaat in het inzetten onzer weermacht: Leger en Vloot. Zij dient om den aanval van een vijand af te slaan, doch zij heeft ook voorbehoedende werking. Immers, wanneer de weermacht sterk en goedgeoefend is, dan hebben de andere landen ontzag voor ons en zullen er niet licht toe overgaan, om ons aan te vallen. Een flinke weermacht kan ons dus buiten den strijd houden. Als ons leger in 1914 niet bestaan had, zouden de Duitschers vrij zeker door Limburg getrokken zijn, zooals ze eerst van plan waren.
Ook kan het gebeuren, dat er oorlog ontstaat, waarbij wij onzijdig
| |
| |
kunnen en dus willen blijven. Dan is een weermacht noodig, om onze onzijdigheid te handhaven, de strijdenden buiten ons land te houden of eventueel onmiddellijk te ontwapenen. In den grooten oorlog werden door ons zoowel Belgen als Duitschers, die ons land binnenkwamen, ontwapend.
De Regeering in ons land moet verder kunnen beschikken over middelen, om onwettige aanslagen op het staatsbestel, groote verstoringen der orde te voorkomen en te verijdelen. De gewone politiemacht is hiertoe niet altijd sterk genoeg. Ook revolutie in naburige landen moeten wij buiten onze grenzen kunnen houden. Hiertoe dient eveneens de weermacht.
Door sommigen wordt beweerd, dat juist de aanwezigheid van een weermacht oorzaak is van het ontstaan van oorlog. Zoolang de andere landen echter nog gewapend zijn, is weerloosheid onverantwoordelijk. Een land, dat weerloos is, wordt door geen enkel ander land ontzien en wordt onmiddellijk bezet, als daarmede voordeelen te behalen zijn. (Luxemburg van 1914-1918.)
Weer anderen beweren dat ons land niet in staat is, een legermacht te onderhouden, welke in staat is, het Vaderland behoorlijk te verdedigen. De gesteldheid van ons land is evenwel zoo, dat we in onze groote rivieren, onzen lagen bodem, die gemakkelijk onder water te zetten is, onze kusten en zeegaten, welke, zonder betonning en kustlichten, moeilijk te naderen zijn, hulpmiddelen vinden, die, naast de aangelegde kunstmatige versterkingen, ons in staat stellen, een vijand met succes tegen te houden, hetgeen meermalen in onze geschiedenis mogelijk bleek. (Mislukte landing der Russen en Engelschen in N.-Holland en Walcheren. Inval der Franschen in 1672. Beteekenis van de Vesting Holland).
| |
De Volkenbond.
In 1918 werd tusschen de overwinnende landen de Volkenbond opgericht. Het doel was, het grondbezit van iederen aangesloten Staat te verzekeren, voor zoover gewijzigde omstandigheden geen aanleiding zouden geven, daarin wijziging te brengen door onderhandeling. Daartoe werd overeengekomen, dat ieder lid bijstand zou verleenen, als een der medeleden werd aangevallen. Het bleef echter een moeilijke taak, uit te maken, wie de aanvaller was. Bovendien waren niet alle Staten lid van den Volkenbond. Later sloten zich bij den Volkenbond aan andere Staten, die niet aan den oorlog hadden deelgenomen, nog later ook de vroegere vijanden, doch waar verschillende staten ook weer als lid uitgetreden zijn, zijn nog lang niet alle landen aangesloten. Reeds is een hooge rechtbank (Internationaal Gerechtshof)
| |
| |
ingesteld, die in verschillende belangrijke kwesties tusschen Staten uitspraak zal doen en zulks ook reeds verschillende malen tot voldoening der betrokkenen deed. Nog steeds beschikt de Volkenbond echter niet over de noodige middelen, om een onwilligen Staat te dwingen, aan de uitspraak te voldoen. Ofschoon de Volkenbond dus thans nog geen zekeren waarborg geeft, dat er geen oorlog meer zal komen, moeten we zijn streven met alle kracht steunen in het vertrouwen, dat eenmaal de tijd zal komen, dat hij in staat zal zijn, den vrede tusschen de Volkeren onder alle omstandigheden te handhaven.
| |
De noodzakelijke sterkte en het gewenschte verdedigingsstelsel.
De ervaring uit den wereldoorlog heeft geleerd, dat, wat aangaat het leger, in verband met de sterkte van de weermacht van andere landen en gelet op de ligging en gesteldheid van ons land, een leger van 250.000 goed geoefende en goed bewapende soldaten in staat is, onze onafhankelijkheid zoo lang hardnekkig te verdedigen, totdat bondgenooten ons zoo noodig te hulp komen. Het deel van het leger, dat beweeglijk is en overal kan optreden, noemt men het Veldleger. Verder bestaat nog een stelsel van verdedigingsstellingen, waarop het Veldleger kan teruggaan, om opnieuw stand te houden. Dit gedeelte van ons land heet de Vesting Holland. Het omvat de provinciën Noord- en Zuid-Holland, benevens gedeelten van Utrecht.
| |
De invloed van gebruik van vliegtuigen en strijdgassen op de verdedigbaarheid van ons land.
Er wordt door sommigen beweerd, dat door vliegtuig- en strijdgasaanvallen in geval van oorlog alle verdediging onmogelijk zal worden. Daarom wenschen zij afschaffing der weermacht. Iedereen begrijpt echter zeer goed, dat bij afschaffing der weermacht de uitwerking der vliegtuig- en gasaanvallen niet zal verminderen, terwijl we hiervoren zagen, dat weerloosheid juist een oorlogvoerende op ons af doet komen, omdat hij dan vrij spel heeft. Zijn tegenpartij zal daarin aanleiding vinden, vliegtuigaanvallen op ons land te verrichten. De omvang en de beteekenis van vliegtuig- en gasaanvallen wordt echter dikwijls overdreven. Tegen deze aanvallen zijn wel degelijke goede verdedigingsmaatregelen te nemen. Vliegtuigen zijn te bestrijden door onze eigen vliegers, die in bekwaamheid en durf voor geen enkelen vreemde onderdoen. Verder worden deze aanvallen belemmerd door luchtdoelartillerie en mitrailleurs. Tegen den verraderlijken invloed van gassen, gesteld dat deze inderdaad zouden worden gebezigd,
| |
| |
kunnen we ons voorts beschermen door afgesloten ruimten en zoo noodig beschermde onderkomens (bijv. kelders) en ten slotte eenvoudige gasmaskers.
| |
Militairisme.
Onze weermacht beoogt uitsluitend de verdediging van ons Vaderland. Wie daaraan meewerkt, voldoet aan een voornamen burgerplicht, ons in de Grondwet opgelegd. Zucht naar uitbreiding van ons grondgebied is ons vreemd. Slechts noodgedwongen zullen wij naar de wapenen grijpen, om onze onafhankelijkheid te verdedigen.
Wanneer een land er een sterke militaire macht op na houdt, met het doel, om invloed te oefenen op de andere zwakkere Staten, wanneer de militairen zich afscheiden van de andere bevolking, als militairen meenen het recht te hebben, tegen niet-militairen ruw en ongepast op te treden, dan noemt men den geest, die dit alles beheerscht, militairisme. Dezen geest treft men in ons land niet aan. Onze wetten waarborgen de gelijkheid van alle burgers, en vertegenwoordigers van alle standen ontmoeten elkander in de weermacht, om in tijd van nood eensgezind samenwerkend de vrijheid en onafhankelijkheid te verzekeren. |
|