| |
| |
| |
Hoofdstuk II.
A. Rangen en onderscheidingsteekenen.
I. Landmacht.
|
|
Rangen. |
Aanspreken met: |
- |
Korporaal |
Korporaal |
Onderofficieren. |
Sergeant |
Sergeant |
|
Wachtmeester |
Wachtmeester |
|
Fourier |
Fourier |
|
Sergeant (wachtmeester, fourier) 1e klasse |
Als voren |
|
Sergeant-majoor |
Majoor |
|
Opperwachtmeester |
Opper |
|
Adjudant-onderofficier |
Adjudant |
|
Vaandrig |
Vaandrig |
|
Kornet |
Kornet |
Subalterne officieren. |
Tweede-luitenant |
Luitenant |
|
Eerste-luitenant |
Luitenant |
|
Kapitein |
Kapitein |
|
Ritmeester |
Ritmeester |
Hoofdofficieren. |
Majoor |
Majoor |
|
Luitenant-kolonel |
Overste |
|
Kolonel |
Kolonel |
Opperofficieren. |
Generaal-majoor |
} Generaal |
|
Luitenant-generaal |
} Generaal |
| |
| |
| Rangen. |
Onderscheidings- teekenen op de veldjas, overjas en jekker. |
Onderscheidings- teekenen aan weerszijden op den kraag van den mantel. |
- | Korporaal |
Gele (witte) chevrons op de benedenmouwen. |
Gele (witte) lis |
Onderofficieren. | Sergeant |
Gouden (zilveren) chevrons op de benedenmouwen. |
} Gouden (zilveren) lis. |
| Wachtmeester |
Gouden (zilveren) chevrons op de benedenmouwen. |
} Gouden (zilveren) lis. |
| Fourier |
Gouden (zilveren) chevrons op de benedenmouwen; bovendien een gouden (zilveren) chevron op de linkerbovenmouw. |
} Gouden (zilveren) lis. |
| Sergeant (wachtmeester, fourier) 1e klasse |
Als sergeant (wachtmeester, fourier) met een tres van hetzelfde metaal. |
Als sergeant (wachtmeester, fourier) met een tres van hetzelfde metaal. |
| Sergeant-majoor |
} Dubbelen gouden (zilveren) chevrons op de benedenmouwen. |
Dubbele gouden (zilveren) lis. |
| Opperwachtmeester |
} Dubbelen gouden (zilveren) chevrons op de benedenmouwen. |
|
| Adjudant-onderofficier |
Officiersuniform; aan weerszijden van den kraag een gebombeerd knoopje. |
Dubbele gouden (zilveren) lis, met een gebombeerd knoopje. |
| Vaandrig |
} Als voren. |
} Als voren. |
| Kornet |
} Als voren. |
} Als voren. |
Subalterne officieren. | Tweede-luitenant |
Aan weerszijden van den kraag 1 ster. |
Aan weerszijden 1 ster. |
| Eerste-luitenant |
Aan weerszijden van den kraag 2 sterren. |
Aan weerszijden 2 sterren. |
| Kapitein |
} Aan weerszijden van den kraag 3 sterren. |
Aan weerszijden 3 sterren. |
| Ritmeester |
} Aan weerszijden van den kraag 3 sterren. |
|
Hoofdofficieren. | Majoor |
Aan weerszijden van den kraag een gouden (zilveren) balk met 1 ster. |
Gouden (zilveren) balk met 1 ster. |
| Luitenant-kolonel |
Aan weerszijden van den kraag een gouden (zilveren) balk met 2 sterren. |
Gouden (zilveren) balk met 2 sterren. |
| Kolonel |
Aan weerszijden van den kraag een gouden (zilveren) balk met 3 sterren. |
Gouden (zilveren) balk met 3 sterren. |
Opperofficieren. | Generaal-majoor |
} Kraag met goud-geschulpten rand, aan weerszijden 4 sterren. |
} Geschulpte balk met 4 sterren. |
| Luitenant-generaal |
} Kraag met goud-geschulpten rand, aan weerszijden 4 sterren.
(Gen.-maj. 2 gouden en 2 zilveren sterren. Luit.-gen. 4 zilveren sterren). |
} Geschulpte balk met 4 sterren. |
| |
| |
| |
II. Zeemacht.
Officieren van de zeemacht zijn te herkennen aan een in goud geborduurd onderscheidingsteeken aan de voorzijde van de pet, bestaande uit een door een krans omgeven anker (zeeofficieren en officieren van het Korps mariniers), flambouw (officieren van de marinestoomvaartdienst), luchtschroef met motor (officieren-vlieger) of esculaapstaf (officieren van gezondheid), waarboven een kroon, en voorts aan één of meer galons van goud of zilver om de benedenmouwen.
Onderofficieren en korporaals van de zeemacht dragen in het algemeen dezelfde onderscheidingsteekenen als hun ranggenooten bij de landmacht (sommigen de zoogenaamde ‘halve streep’).
| |
| |
| |
Onderscheidingsteekenen der Land- en Zeemacht.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Bijzondere onderscheidingsteekenen.
(Voor soldaten van wol; voor onderofficieren van goud- of zilverdraad).
| |
| |
| |
B. Eerbewijzen.
a. Beteekenis van den militairen groet.
De militaire groet is het zinnebeeld van de samenhoorigheid, welke bestaat tusschen allen, die deel uitmaken van de weermacht van ons land; hij wordt het eerst gebracht door den lager geplaatsten militair aan den in rang boven hem gestelden, ten einde de krijgstuchtelijke verhoudingen in de weermacht juist en naar behooren te doen uitkomen.
Tegenover buitenlandsche militairen is de militaire groet een verplichte beleefdheidsvorm.
| |
b. Algemeene bepalingen.
Het verplichte eerbewijs van den in uniform gekleeden militair bestaat uit den militairen groet of den militairen eeregroet.
Alle militairen moeten, voor zoover zij in uniform zijn gekleed, den militairen groet brengen aan alle in uniform gekleede meerderen, ongeacht of deze behooren tot het leger hier te lande, de zeemacht, of het Nederlandsch-Indische leger.
Zijn een meerdere of een mindere, dan wel beiden in burgerkleeding, dan is de mindere verplicht het voorgeschreven eerbewijs te brengen, wanneer hij geacht kan worden den meerdere te kennen. In burgerkleeding brengt de militair den burgerlijken groet door het hoofddeksel af te nemen. Is de militair blootshoofds dan wordt volstaan met het aanzien van dengeen, wien de groet geldt. Het hiervoren bepaalde is ten aanzien van verlofsmilitairen slechts van toepassing, wanneer zij in werkelijken dienst zijn of geacht worden in werkelijken dienst te zijn.
Militairen brengen aan in uniform gekleede gewezen militairen, aan de predikanten en aalmoezeniers van leger en vloot, wanneer deze in dienstkleeding gekleed zijn, en aan de met een militairen rang gelijkgestelde leden van het Nederlandsche Roode Kruis, wanneer deze in uniform gekleed zijn, dezelfde eerbewijzen, welke zij verplicht zijn te brengen aan de militairen met den rang, waarvan bedoelde gewezen militairen de onderscheidingsteekenen dragen of waarmede deze predikanten, aalmoezeniers of leden van het Nederlandsche Roode Kruis zijn gelijkgesteld.
Voor buitenlandsche militairen worden dezelfde eerbewijzen verricht als voor Nederlandsche militairen van denzelfden rang.
Iedere meerdere is verplicht op de voorgeschreven wijze den hem door minderen gebrachten groet te beantwoorden.
| |
| |
Alle militairen, die aan boord van een oorlogsschip komen of uit het benedenschip aan dek, brengen den militairen groet aan de vlag.
Ridders der Militaire Willemsorde ontvangen, wanneer zij het modelkruis zichtbaar dragen, van den niet met gemeld kruis versierden ranggenoot of soldaat den militairen groet.
Door den ongewapenden militair wordt tot het brengen van den militairen groet, stilstaande, tijdig de houding aangenomen, nadat is front gemaakt naar den persoon, wien men den groet brengt. De groet eindigt, wanneer de meerdere den mindere is voorbijgegaan. Bij het brengen van den militairen groet aan personen worden deze, met opgeheven hoofd, aangezien. De vlakke rechterhand wordt met aaneengesloten vingers vlug omhoog tegen den rechteronderkant van het hoofddeksel, even achter het rechteroog, gebracht, de palm van de hand naar voren en de elleboog ongedwongen omlaag. Is de militair te voet, dan blijft de linkerarm gedurende den groet als in de houding. Bij het eindigen van den groet wordt de rechterarm vlug omlaag gestrekt en weder rechtuit gezien.
In geval de meerdere en de mindere elkander tegemoet komen, of indien eerstgenoemde stilstaat, groet de mindere, na voor zooveel noodig te zijn uitgeweken, wanneer hij den meerdere tot zes passen in de bewegingsrichting is genaderd. Nadat de mindere den meerdere is voorbij gegaan, eindigt het eerbewijs.
De mindere, die door een meerdere wordt ingehaald en voorbijgegaan, of die een meerdere inhaalt en voorbijgaat, handelt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid, behoudens dat de groet eerst wordt gebracht bij het voorbijgaan.
De militair, die rookt, of eenig voorwerp in de hand draagt, neemt, alvorens den groet te brengen of te beantwoorden, het rookgerei of het voorwerp in de linkerhand.
Laat de omvang of het aantal der voorwerpen, welke hij draagt, niet toe, de rechterhand vrij te maken, dan blijft bij het brengen van den groet de beweging met de rechterhand achterwege.
Als de mindere gezeten is, moet hij, alvorens te groeten, opstaan en de houding aannemen.
Wanneer een militair te voet of te paard, die een paard aan de hand geleidt, moet groeten, blijft de beweging met de rechterhand achterwege.
De mindere, die te paard in versnelden gang rijdt, doet vóór het brengen van den groet zijn paard in stap overgaan.
Komt een mindere, te paard gezeten, een bereden meerdere achterop, dan mag hij dezen niet voorbij rijden, zonder daartoe vergunning te hebben gevraagd en verkregen.
| |
| |
Is de mindere op een rijwiel gezeten, dan rijdt hij bij het brengen van den groet in gematigden gang.
Voert hij, gezeten op een rijwiel, een rijwiel aan de hand mede, dan laat hij bij het brengen van den groet de beweging met de rechterhand achterwege.
Wanneer een militair, terwijl hij blootshoofds is, moet groeten, blijft de beweging met de rechterhand achterwege, doch wordt deze als in de houding gebracht.
Wandelt de meerdere of de mindere heen en weer, dan wordt de groet denzelfden meerdere slechts eenmaal gebracht.
Van een troep wordt alleen de commandant en in voorkomend geval het vaandel of de standaard gegroet.
Bevindt een mindere zich, zonder bestuurder te zijn, in een automobiel of ander voertuig of op een motorrijwiel, dan gaat hij, gezeten zijnde, rechtop zitten en brengt voorbijgaande, den meerdere den militairen groet.
Bevindt zich in een automobiel of eenig ander voertuig een militair, die als geleider is aan te merken, dan groet alleen deze, terwijl de overige militairen rechtop gaan zitten.
Van den bok rijdende, wordt de groet gebracht, nadat, in voorkomend geval, de zweep tevoren in de linkerhand is overgenomen; indien dit laatste niet mogelijk is, blijft de beweging met de rechterhand achterwege.
De bestuurders van automobielen en motorrijwielen behoeven gedurende het rijden niet te groeten, behoudens in de gevallen, dat door omstandigheden hierna vermeld, voor het brengen van den eeregroet niet tijdig kan worden halt gehouden en langzaam wordt doorgereden.
Alle militairen brengen den militairen eeregroet;
1o. | aan Hare Majesteit de Koningin en aan de leden van het Koninklijk Huis; |
2o. | aan de ontplooide, door of vanwege Hare Majesteit de Koningin uitgereikte of met Koninklijke toestemming gevoerde vaandels en standaarden; zijn de vaandels of standaarden met een foudraal omhuld, dan worden daarvoor geen eerbewijzen verricht; |
3o. | bij het voorbijgaan van het stoffelijk overschot van personen, die met militair eerbetoon worden ter aarde besteld en bij het in het graf neerlaten van dit stoffelijk overschot. |
Ten opzichte van buitenlandsche Staatshoofden en Vorstelijke personen worden dezelfde vormen en eerbewijzen in acht genomen als aangegeven zijn voor Hare Majesteit de Koningin.
1. | De militaire eeregroet is gelijk aan den militairen groet, behoudens dat voor het brengen van den militairen eeregroet op acht
|
| |
| |
| passen afstand halt en front wordt gemaakt. De militaire eeregroet eindigt, wanneer de Vorstelijke personen, het vaandel, de standaard of het stoffelijk overschot, waaraan men den groet brengt, twee passen voorbij is. |
2. | Een militair, op een rijwiel of een motorrijwiel gezeten, stapt tot het brengen van den eeregroet tijdig af en houdt het rijwiel of het motorrijwiel - zoo noodig - met de linkerhand vast. |
De eeregroet wordt vervangen door den militairen groet, wanneer:
1o. | een militair, te paard of te voet, een paard aan de hand geleidt of op een rijwiel gezeten, bovendien een rijwiel aan de hand medevoert; |
2o. | een militair, Hare Majesteit de Koningin, een der leden van het Koninklijk Huis, een vaandel, een standaard of een stoffelijk overschot, hetwelk met militair eerbetoon wordt ter aarde besteld, achterop komende, bij hooge uitzondering in een bijzonder geval verplicht is voorbij te gaan; |
3o. | een militair te paard, op een rijwiel of een motorrijwiel gezeten, het verkeer in gevaar zou brengen, indien dit paard, het rijwiel of het motorrijwiel dwars op de verkeersrichting zou worden geplaatst. In dat geval wordt in de richting van het verkeer halt gehouden, van het rijwiel of van het motorrijwiel afgestapt en gegroet. In gevallen, waarin tijdig halt houden onmogelijk is of ongelukken zou kunnen veroorzaken, kan langzaam worden doorgereden, terwijl de militaire groet wordt gebracht; |
4o. | een militair, geen bestuurder zijnde, in (op) een automobiel, een motorrijwiel of eenig ander voertuig is gezeten; bevindt zich in (op) het voertuig een militair, die als geleider is aan te merken, dan groet alleen deze, terwijl de overige militairen rechtop gaan zitten. |
Bij nadering van Hare Majesteit de Koningin, een der leden van het Koninklijk Huis, een vaandel, een standaard of een stoffelijk overschot, hetwelk met militair eerbetoon wordt ter aarde besteld, doen de bestuurders van automobielen of andere voertuigen op meer dan twee wielen, die voertuigen tijdig terzijde van den weg stilstaan en brengen den militairen groet.
In gevallen, waarin tijdig stoppen der voertuigen onmogelijk is of ongelukken zou kunnen veroorzaken, kan langzaam worden doorgereden, terwijl de militaire groet wordt gebracht.
De met het geweer of de karabijn gewapende militair, die het wapen op den rug draagt, alsmede de militair, die met de sabel (den klewang) is gewapend, het wapen heeft opgestoken, brengt den groet als de ongewapende militair.
De met het geweer of de karabijn gewapende militair, die het wapen aan den schouder draagt, brengt - in beweging zijnde - | |
| |
den groet als de ongewapende militair, doch laat de beweging met de rechterhand achterwege.
Stilstaande, en te voet zijnde, wordt - indien het geweer (de karabijn) niet op den rug wordt gedragen - voor officieren het geweer of de karabijn in den arm genomen, voor onderofficieren en korporaals wordt het wapen bij den voet gezet of gehouden.
Militairen beneden den rang van tweede-luitenant, die de sabel of den klewang getrokken hebben, vervangen het groeten met de rechterhand door het dragen van het wapen als in de houding met getrokken wapen.
Tot het brengen van den eeregroet door den met het geweer (de karabijn) gewapenden militair, die dit wapen niet op den rug draagt, wordt het geweer (de karabijn) gepresenteerd.
Militairen beneden den rang van tweede-luitenant, die de sabel (den klewang) getrokken hebben, presenteeren in bedoeld geval het wapen.
De eeresignalen zijn:
1e. | Het ‘Wilhelmus van Nassouwe’.
Dit wordt gespeeld door de muziekkorpsen en wel voor Hare Majesteit de Koningin, en voor de leden van het Koninklijk Huis, alsmede tot besluit van de parade ter gelegenheid van den verjaardag van Hare Majesteit de Koningin.
Is geen muziekkorps aanwezig, dan wordt, zoo tamboers en/of hoornblazers (trompetters) zijn ingedeeld, het signaal ‘Wilhelmus’ geslagen en/of geblazen. |
2e. | De vaandelmarsch.
Deze wordt geslagen of geblazen bij het in- en uittreden van vaandels of standaarden. Is een muziekkorps aanwezig, dan speelt dit nà den vaandelmarsch de eerste reprise van het ‘Wilhelmus van Nassouwe’. |
3e. | De ban.
De ban wordt geopend bij het begin van een militaire plechtigheid, waarbij een mededeeling wordt gedaan of een handeling wordt verricht door, in naam van of op last van Hare Majesteit de Koningin. Wanneer bedoelde mededeeling is gedaan of handeling is verricht, wordt de ban weder gesloten. |
In uniform gekleede militairen moeten tijdens het bij officieele gelegenheden ten gehoore brengen van het ‘Wilhelmus van Nassouwe’ of het ‘Wien Neerlandsch Bloed’, de volgende regelen in acht nemen: de niet in eenig militair verband aanwezige militairen nemen de houding aan; binnenshuis wordt het hoofd ontbloot, terwijl in de open lucht het hoofd gedekt wordt gehouden en de militaire groet wordt gebracht tot het lied ten einde is.
| |
| |
Tijdens het spelen van het ‘Wilhelmus van Nassouwe’ of het ‘Wien Neerlandsch Bloed’ bij niet officieele gelegenheden en tijdens het ten gehoore brengen van buitenlandsche volksliederen, behooren de daarbij aanwezige in uniform gekleede militairen zich, met inachtneming, voor zooveel toepasselijk, van het bepaalde in het eerste lid, te regelen naar de omstandigheden, waaronder dit ten gehoore brengen plaats vindt, met dien verstande, dat zij in hun eerbetoon in geen geval zullen achterblijven bij de aanwezige niet-militairen.
Het bepaalde in de voorgaande twee volzinnen is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van in burgerkleeding gekleede militairen.
Bij een troep groet alleen de commandant, indien dit niet voorgeschreven is, dat ook de bij den troep ingedeelde officieren en verdere militairen aan het eerbewijs deelnemen. Te paard in versnelden gang marcheerende, doet de commandant bij het brengen van den groet aan meerderen zijn paard in stap overgaan.
Heeft een mindere zich tot een meerdere te wenden, of wordt hij door dezen geroepen of aangesproken, dan houdt hij op twee passen in front van den meerdere halt, neemt de houding aan, groet en noemt zijn rang of stand en naam. Vóór het weggaan groet hij nogmaals, maakt rechtsomkeert op de plaats en verwijdert zich.
Is de mindere gewapend met het geweer of de karabijn, dan wordt dit wapen - behalve als de karabijn op den rug wordt gedragen - aan den schouder genomen of gehouden.
Militairen, die een militair bureel binnentreden, nemen het hoofddeksel af, het geval dienende, nadat zij den militairen groet hebben gebracht voor de(n) aanwezige(n) meerdere(n); zij, die klompen dragen, laten deze achter, alvoren het bureel binnen te gaan.
Alle militairen spreken hun meerdere met diens rang aan, behoudens dat door hen worden aangesproken: de luitenant-generaal en de generaal-majoor met ‘generaal’, de luitenant-kolonel met ‘overste’, de eerste- en tweede-luitenant met ‘luitenant’, de adjudant-onderofficier met ‘adjudant’ en de sergeant-majoor (opperwachtmeester) met ‘majoor (opper)’.
Bescheiden, rapporten, enz. worden door den mindere aan den meerdere overhandigd, na het brengen van den groet. Op een rijwiel gezeten, stapt de mindere bij het naderen van den meerdere daartoe tijdig af; in dit geval kan bij den groet de beweging met de rechterhand achterwege blijven.
Wanneer twee of meer militairen, zonder dat een hunner als geleider optreedt te zamen loopen of rijden, plaatst de laagst in rang zijnde zich ter linkerzijde van den ander of, indien het meer dan twee militairen betreft, die zich naast elkander voortbewegen, plaatsen
| |
| |
de lager in rang zijnden zich ter weerszijden van den hoogst in rang zijnden hunner.
De militair beneden den rang van tweede-luitenant, die in dienst, doch buiten troepenverband een officier vergezelt, wordt geacht onder geleide van dien officier te zijn.
Treedt een officier een voor den militairen dienst bestemd lokaal binnen, waarin zich uitsluitend militairen beneden den rang van tweede-luitenant bevinden, dan wordt ‘in orde’ geroepen door dengene, die den officier het eerst ziet. Dit geschiedt niet, wanneer de officier binnentreedt, terwijl er gelegenheid wordt gegeven tot bidden of danken. De militairen nemen ter plaatse, waar zij zich bevinden, de houding aan, daarbij zoo mogelijk front makende naar den officier, totdat deze anders gelast. Gedurende het eten kunnen zij, aan tafel gezeten, met eten doorgaan, doch moeten het stilzwijgen bewaren; dit laatste is ook van toepassing voor militairen, die te bed liggen. De hoogste of oudste in rang der in het lokaal aanwezigen, of - wanneer alleen soldaten aanwezig zijn - de kamerwacht, meldt zich bij den officier.
In de cantines of ontspanningslokalen binnen het kazerne-complex wordt alleen ‘in orde’ geroepen voor den regiments- (detachements-) commandant en hoogere autoriteiten.
Bevinden zich militairen tot het ontvangen van onderwijs in eenig lokaal en komt een meerdere van den onderwijzer (de onderwijzers) binnen, of nadert die meerdere, wanneer het onderwijs buiten wordt gehouden, dan wordt de houding aangenomen op het commando ‘geeft acht!’ van den onderwijzer of van den oudste der onderwijzers; deze laatste meldt zich bij den meerdere.
Binnen een kazernecomplex of in een legerplaats blijft de groet voor militairen beneden den rang van tweede-luitenant achterwege, tenzij deze zich, belast zijnde met de bewaking van een toegang tot de kazerne of de legerplaats, nabij de uitgangen ophouden, of, wanneer een mindere zich bij een meerdere meldt of door dezen wordt bedankt.
Ontmoet een militair beneden den rang van sergeant in een gang of op een trap van een tot militaire doeleinden bestemd gebouw, een officier, dan maakt hij halt en front.
Militairen, die te paard of te voet afzonderlijk opgesteld staan voor het afzetten van een ruimte, verrichten de voorgeschreven eerbewijzen, tenzij de goede vervulling van hun taak zulks niet toelaat. |
|