reel commentaar, te
vertellen in de vorm van ‘cultural notes’. Dit vereist van de docent Nederlands
niet alleen inlevingsvermogen, maar ook een diepgaande kennis van de culturele
achtergrond van zijn studenten. Hij moet vanuit een (taal- èn
cultuur)-contrastief perspectief kunnen lesgeven.
(c) Een schat aan leesteksten, luisterliedjes en ander audio- en videomateriaal
met betrekking tot cultuurkenmerken van een volk in zijn land kan gebruikt
worden om de studenten in een vroeg stadium te wennen aan de gewoonte in dialoog
te treden met de doelcultuur. Topische vragen (rond ‘wat weet ik er al van?’,
‘wat denk ik bij...?’, ‘hoe zit dat bij ons?’ etc.) moeten eerst gegeven, daarna
bedacht worden om de student alert te maken op gegevens en details die hij nodig
heeft wil hij ooit echt kunnen meepraten. Het gaat er dan om, dat studenten
eerst helder krijgen wat hun eigen beeld is van een verschijnsel en daarna, hoe
dat verschilt van dat in de doelcultuur.
Het scheiden van ‘Land en Volk’ - wat daaronder ook verstaan wordt - van het
taalonderwijs lijkt me een aperte denkfout. Wie iets van perceptie,
begripsvorming in ‘milieu’ afweet, zal deze ..fout ook niet maken. Maar ook de
taalkundige moet het duidelijk zijn dat vrijwel elke taaluiting qua betekenis en
structuur verankerd is in geschiedenis en ‘milieu’ van de taalgemeenschap. Reeds
zulke ‘eenvoudige’ zaken als groeten, afscheid nemen, eten,
dagindeling hebben niets vanzelfsprekends meer zodra de buitenstaander
duidelijk gemaakt moet worden, hoe het zit met ‘onze manieren’ en wat daarachter
zit. Omgekeerd is bijvoorbeeld geen stukje natuur in Nederland te beschrijven
zonder daar direct heel wat cultuurtechniek aan te koppelen: denk aan het
voorkomen en functioneren van populieren, eiken en beuken en aan het ontstaan
van de naam ‘Dutch Elm Disease’ (de voor het eerst in Nederland beschreven iepziekte), denk aan de inrichting van onze landschappen.
Trek je wèl grenzen tussen cultuur- en taalonderwijs en denk je bijvoorbeeld het
tweede te kunnen geven, dan zijn twee gevolgen voorspelbaar:
1) | Een verarming van het vreemde-talenonderwijs met als gevolg dat studenten
zich gehandicapt zullen voelen op het moment dat ze in ‘hun’ vreemde land
komen; |
2) | Een verschraling van het onderwijs, want juist die vormen van aanbod, die
de retentie versterken (anecdotische achtergronden en denken over de dingen)
worden achterwege gelaten. |
Tot slot twee voorbeelden: