Toepassingsmogelijkheden
In het kort zullen we drie toepassingen bespreken van literatuurverfilmingen.
Bij de eerste toepassing wordt de verfilming gebruikt om een talig onderwijsdoel te bereiken. Als luisteroefening (bijvoorbeeld
via het schrijven van een protocol), als bron voor discussievragen en als
aanleiding voor schrijfopdrachten, fungeert de verfilming als didaktisch
hulpmiddel. Ook wanneer studenten een passage uit de geschreven tekst via
een schrijfopdracht moeten visualiseren, waarna het betreffende filmfragment
wordt getoond, is er sprake van een hulpmiddel om een talig doel te
bereiken.
De tweede toepassing streeft een cultureel onderwijsdoel
na, een doelstelling die ligt op het gebied van ‘Kennis van land en volk’.
Omdat bij film de handeling zich per definitie afspeelt in een zichtbare
ruimte, kan deze bij uitstek geschikt zijn om interieurs, architectuur en
landschap ter sprake te brengen. En - indien gewenst - is het mogelijk dit
denotatieve niveau te verlaten en het connotatieve niveau te behandelen.
Als voorbeeld een verjaardagsfeestje, dat onder andere voorkomt in
De vogelmens
van Oek de Jong en de verfilming ervan
door Caspar Verbrugge. Op denotatief niveau beschrijven we bijvoorbeeld het
interieur en de handeling: slingers, versierde stoel, limonade, taart die
door de jarige wordt aangesneden en verdeeld, zingende leeftijdgenoten in
een kring rond de jarige, etc. Op connotatief niveau gaan de
maatschappelijke en culturele context een rol spelen: alles blijkt
geconcentreerd op de jarige; deze is degene die voor dat moment ‘letterlijk’
in het middelpunt staat, en de macht heeft over eten, drinken en spelen.
Voor deze twee toepassingen is een literatuurverfilming evenwel niet
noodzakelijk. Elk ander didaktisch hulpmiddel was mogelijk geweest om de
talige of culturele onderwijsdoelen te bereiken. Dit geldt evenwel niet voor
de derde toepassing. Gemeenschappelijk aan geschreven literatuur en aan de
verfilming ervan is het feit dat beide media een geschiedenis vertellen, een
verhaal. Sterker nog, de twee verschillende media vertellen elk op hun eigen
wijze - dat wil zeggen elk met hun eigen mogelijkheden en beperkingen-
dezelfde geschiedenis. Dit gegeven levert de derde, narratologische doelstelling op: hoe vertelt