Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middagzitting
|
Werkbijeenkomst grammatica onder leiding van dr. J.H. Hulstijn (Vrije Universiteit, Amsterdam) |
Werkbijeenkomst woordenschatuitbreiding onder leiding van mw. dr. C. Schouten-Van Parreren (Vrije Universiteit, Amsterdam) |
Bijeenkomsten per taalgebied |
Verslag van de werkbijeenkomst grammatica dr. J.H. Hulstijn
Tijdens de werkbijeenkomst, waar zo'n vijftig personen bij aanwezig waren, werd eerst plenair, daarna in kleine groepjes, en tenslotte weer plenair gediscussieerd over grammatica-uitleg. Dit geschiedde op basis van twee lijsten met aandachtspunten. (Beide lijsten zijn aan dit verslag toegevoegd.) Lijst I somt heel in het kort op welke vragen de docent voor zichzelf moet beantwoorden om te bepalen of een grammaticaverschijnsel al dan niet behandeld dient te worden. Van theoretische achtergrondinformatie met betrekking tot deze vraag hadden de deelnemers vooraf kennis kunnen nemen door het lezen van mijn bijdrage aan Neerlandica extra muros 44, getiteld ‘Kan een vreemde taal “impliciet” geleerd worden?’ Lijst II bevat een tentatieve typologie van grammatica-onderwerpen.
De deelnemers ontvingen de opdracht om kleine groepjes te vormen van docenten uit, zo mogelijk, gelijke of verwante taalgebieden. De opdracht luidde verder: ‘Probeer binnen elk groepje te komen tot een indeling van grammatica-onderwerpen die zich meer of minder lenen voor een behandeling in het onderwijs’. Bij het uitvoeren van deze opdracht moest men voor elk type onderwerp van lijst II de vragen van lijst I aflopen.
Wellicht mede door de niet optimale formulering van de opdracht ontstonden er in elk groepje discussie over de concrete voorbeelden die in lijst II genoemd worden, en sprak men nauwelijks over de typologie zelf. De voorbeelden waren door mij aan de lijst toegevoegd slechts met de bedoeling de deelnemers te helpen zich een beeld te vormen van wat ik met de abstracte formuleringen bedoelde. Hoe levendig de deelnemers ook discussieerden over relevante onderwerpen uit het grammatica-onderwijs, en ondanks het feit dat de meesten van hen niet ontevreden leken over de bijeenkomst, toch werd het doel dat ik voor ogen had gehad, niet bereikt. Ik had namelijk gehoopt dat de deelnemers als discussiërend zelf zouden ontdekken dat het ene type grammatica-onderwerp een heel andere behandeling vraagt dan het andere, en dat adviezen in de trant van ‘Je moet
geen/weinig/veel grammatica geven’ beslist geen recht doen aan de verscheidenheid van grammatica-onderwerpen.
Ik had gehoopt dat de discussie geleid zou hebben tot bevindingen als de volgende:
1. De behandeling van een gesloten vormklasse die één systeem vormt (type 1.1) kan gebeuren door de leden van de klasse te presenteren in kolommen en rijtjes, gerangschikt naar de relevante criteria (voorbeeld: het schema van de persoonlijk voornaamwoorden, naar persoon en getal). Daarentegen lijkt het minder zinvol een schema of lijst te geven van voorzetsels of voegwoorden (type 1.2). Die vormen immers geen systeem. De leden van die klassen kunnen individueel onderwezen en geleerd worden, en slechts waar nodig gecontrasteerd worden (onder/boven; want/omdat; als/toen/wanneer).
Voor wat type 3 betreft, lijkt het nog minder zinvol rijtjes te laten leren en te laten oefenen (voorbeeld: rijtjes van dewoorden, of rijtjes van zelfstandig naamwoorden die in het meervoud uitgaan op -s; vergelijk Levend Nederlands les 6 oefening 10, en les 16 oefening 9-11.
2. Bekijken we lijst II nog eens aan de hand van vragen 2.1 t/m 2.4 van lijst I. De regel zelf laten ontdekken lijkt niet van toepassing op types 1, 3 en 10, en het zal over het algemeen te moeilijk zijn bij types 5, 6 en 8; maar het hoeft niet te moeilijk te zijn bij types 2 en 7. De hoeveelheid grammaticaal jargon kan minimaal gehouden worden in een behandeling van onderwerpen van type 1, 3 en 4. De docent zal wellicht meer nodig hebben bij type 2, 5, 7, 8, 9 en 10. Algoritmes (stroomdiagrammen) kunnen een geschikt middel zijn bij type 2, 7 en wellicht ook 8 en 10, maar niet bij type 1, 3 en 4. Verder kan men zich afvragen wat het nut is van een behandeling ineens van alle persoonlijk voornaamwoorden (type 1.1), of alle functies van ‘er’ (type 5.1), of alle vormen van negatie (type 9). Het zou best eens kunnen dat dit soort zaken beter concentrisch onderwezen kan worden, en dat pas achteraf het totale schema gegeven moet worden. Voor de gevorderde leerder vormen zulke schema's dikwijls een nuttig middel om zich alle eerder geleerde individuele vormen of functies nog eens in herinnering te roepen. (Vergelijk de appendices in Regelrecht 1 en Regelrecht 2 , van Vledder & Kuiken, of de appendices in An English Self-Study Supplement to Levend Nederlands , van Hulstijn & Hannay).
3. Kijken we tenslotte naar vragen 1.1 en 1.2 van lijst I, dan kunnen we ons afvragen of het zin heeft om in een cursus leesen/of luistervaardigheid onderwerpen van type 2, 3 en 4 uitvoerig te behandelen en te oefenen. Hebben we te maken met leerders die beschikken over weinig kennis van ontleden of die weinig motivatie hebben om zich te verdiepen in vormkwesties, dan verdient het wellicht aanbeveling om onderwerpen van type
1.1, 2 en 3 zonder ‘jargon’, in schemavorm en aan de hand van voorbeelden te presenteren, en de overige onderwerpen niet als grammaticaverschijnsel te lichten uit de context van het taalgebruik, doch hetzij helemaal niet te behandelen, hetzij toe te lichten met slechts een enkel voorbeeld (plus vertaling).
Wanneer men nadenkt over grammatica-onderwijs (behandeling, oefening en foutencorrectie) op de manier waarvan ik hier enkele voorbeelden gegeven heb, dan zal men hopelijk beseffen dat simplistische slogans ons niet ver brengen. Het antwoord op de vraag ‘Grammatica wel of niet, en, indien wel, hoe?’ hangt af van doelstelling en leerderskenmerken, én van het soort grammaticaverschijnsel.
Lijst I
Moet de grammatica wel of niet behandeld
worden?
1. | Grammatica-onderwerp wel of niet
behandelen?Ga naar voetnoot*
|
||||||||
2. |
Hoe behandelen
|
3. |
Hoe oefenen?
|
||||||
4. |
Foutencorrectie
|
Lijst II
Wat voor soort grammatica-onderwerp moet er
behandeld worden Poging om te komen tot een typologie.
1. |
Leden van een gesloten klasse
|
||||||||||||||
2. | Morfologische kenmerken die betrekking hebben op een
overgrote meerderheid binnen een open klasse
bijvoorbeeld
|
3. | Alternatieve mofologische kenmerken die elk
betrekking hebben op een grote subklasse
bijvoorbeeld
|
||||||||||
4. | Alternatieve vormen en constructies met gelijke
betekenis
bijvoorbeeld
|
||||||||||
5. |
Eén (functie)woord met meer betekenissen of functies
|
||||||||||
6. | Eén constructie met meer betekenissen of
functies
bijvoorbeeld
|
||||||||||
7. | Licht verwisselbare functiewoorden bijvoorbeeld
|
||||||||||
8. | Verwante syntactische constructies of buigingsvormen
met meer of minder subtiele betekenisverschillen
bijvoorbeeld
|
9. | Eén globaal, ‘monolytisch’ onderwerp
bijvoorbeeld
|
||||||||
10. | Mogelijke i.t.t. niet-mogelijke zinsconstructies en
zinsdeelconstructies
bijvoorbeeld
|