Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingErvaringen met Nederlands als vreemde taal en als tweede taal leveren twee dilemma's op met betrekking tot het wat en het hoe: Als studenten Nederlands moeten leren tot het niveau van ‘going Dutch’, wat moet er dan achtereenvolgens aangeboden worden om dit te helpen bereiken? En als die studenten vanuit hun eigen culturele achtergrond die studie verrichten, hoe worden dan begrip voor en retentie van al dat ‘vreemde’ van die taal bevorderd?
Beide dilemma's worden snel zichtbaar in de didaktiek van de woordenschatverwerving. Woordaanbod en woordenschatuitbreiding, opgevat als begripsvorming, zijn een psychologisch probleem voor zover ze betrekking hebben op de waarnemings- en leerstijl van de student: wat ziet die erin? Woorden vormen tevens een taalkundig gegeven: in hun betekenis zijn verankerd hun mogelijkheid om verbindingen aan te gaan met andere woorden èn hun kwaliteit van in vaste relatie te staan tot andere woorden: uit de manier waarop de vreemde-taalgemeenschap z'n woorden kiest en combineert, valt te zien hoe die gemeenschap ‘er’ over denkt. Aan de basis van taalonderwijs ligt de inductie van correcte (dit is: door de docent bedoelde) associaties van begrippen - maar aan de basis van taalleren ligt het associëren van alles met het (de student) vertrouwde. Aanbod van begrippen en patronen leidt tot vervorming en de moeilijkst te bestrijden gevolgen ervan vallen onder ‘culturele interferentie’.
Het beeld dat een student zich vormt van elk nieuw woord, omvat voor het onderwijs minstens drie belangrijke aspecten: de betekenis als concept, het concept als cultuurgebonden gegeven en de bruikbaarheid van dat concept, korter gezegd: betekenis, cultuur, grammatica. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Aangezien deze drie aspecten van meet af aan waargenomen en verwerkt worden, is het zaak de student reeds aan de basis (van de concrete woorden) vertrouwd te maken met werkwijzen die
Aan een scholengemeenschap in Den HaagGa naar eind(1) met volwassen studenten van 64 nationaliteiten is geëxperimenteerd met een combinatie van (overigens vertrouwde) werkvormen en oefentypen. De daaruit resulterende ‘audio-lexicale leereenheden voor beginners’Ga naar eind(2) voorzien in een basiscursus, waarin bovenstaande drie aspecten geïntegreerd waarneembaar worden. Waar ik vandaag met u bij wil stilstaan is een enkele werkvorm en wat oefentypen, waarmee u ook binnen andere methoden zó aan de slag kunt, òf doordat ze eenvoudig toepasbaar zijn, òf doordat oefenmateriaal beschikbaar is. Ze zijn gekozen en verder ontwikkeld met het oog op de reeds geschetste probleemstellingen:
Een derde oogmerk was de studenten steeds te dwingen over de zaken na te denken en geen intentionele leerstrategieën toe te passen, korter gezegd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
2. De werkvormenDit zijn achtereenvolgens:
EldersGa naar eind(3) is gepubliceerd, hoe ze toegepast kunnen worden. Van belang is dat de studenten op allerlei manieren kennismaken met en leren handelen aan de vreemde taal. Hierbij is er een rede- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lijke ontwikkeling in receptieve en produktieve vaardigheden, een kritische maar open blik op de realiteit van de vreemdetaalgemeenschap en vooral de bevordering van inzicht in de grammatica via de zogenaamde ‘discrepancy feedback’. Idioom, zogenaamde ‘conventionele syntagma's’Ga naar eind(4) en andere ‘problemen’ van een traditionele aanpak vallen weg als apart probleem binnen deze werkvormen, die voor àlles gedetailleerd aandacht eisen. Er wordt weinig gezeten en veel bewogen, weinig gepraat en veel geluisterd, weinig geleerd en veel bestudeerd, weinig geweten en veel geraden, een en ander met een bevredigend rendement. Dat ik even stilsta bij deze werkvormen, komt door hun belang voor de hierna te bespreken oefentypen. Zwart-op-wit zien ze eruit als denksport, die je uitsluitend zittend verricht. In de praktijk zijn het verwerkingsoefeningen ergens bíj, bijvoorbeeld 30 tot 60 nieuwe woordjes en zinnetjes die net audio-visueel aangeboden zijn, of een leestekstGa naar eind(5), of een luisterliedjeGa naar eind(6), een video-film, een schrijfoefening etc. De oefentypen zijn ingebed in die werkvormen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3. De oefentypenDeze vallen uiteen in lexiconstructuur- en lexicale combinatie-oefeningen en contextstructuuroefeningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. lexiconstructuuroefeningen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Lexicale combinatieoefeningen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. contextstructuuroefeningen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
4. SlotDe besproken oefentypen blijken in combinatie met elkaar zowel een correcte begripsvorming als een goede retentie te bevorderen. En op het moment dat studenten voor elkaar oefeningen gingen maken (bijvoorbeeld ‘Wat hoort er niet bij?’), bleek dat zij zich helder bewust geworden waren van de culturele achtergronden van taalleren. De oefeningen, die zij in het Nederlands verzonnen vanuit de eigen culturele achtergrond, waren voor hun docenten aanvankelijk onoplosbaar. |
|