Colloquium Neerlandicum 5 (1973)
(1976)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het vijfde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 155]
| |||||||||
Vergadering VI
|
Voorzitter: | Prof. Dr. M. de Villiers (Stellenbosch) |
Spreker: | Prof. Dr. C. Neutjens (Antwerpen) over: ‘Het project ‘Iventarisatie van de Neerlandistiek’ in functie van de beleidsgedachte’ |
Vergaderingen per taalgebied |
Korte voorgeschiedenis
Nadat in september 1970 tijdens het vierde colloquium van de I.V.N. een resolutie werd aangenomen waarin de wenselijkheid werd bepleit van de oprichting van een Belgisch-Nederlands Centrum voor Nederlandse Literatuurstudie, werd dit voorstel aanhangig gemaakt bij en uitvoerig besproken door de Sectie Nederlands van de Academische Raad, orgaan dat een officiële schakel is tussen de Nederlandse universiteiten en tevens adviesorgaan voor de Minister van Onderwijs en Wetenschappen.
Van bij het begin der discussies werd het plan van de I.V.N. verruimd en lag het streven voor naar het tot stand brengen van een algemene beleidsinstantie. In haar vergadering van 2 september 1971 - waarop ook vertegenwoordigers van de I.V.N. en van het Bureau voor Documentatie van de Nederlandse Letteren aanwezig waren - kwam de Sectie Nederlands dan tot het volgende besluit:
1. | De sectie besluit voor haar deel te streven naar het tot stand brengen
in de komende jaren van een beleidsorgaan voor neerlandistisch
wetenschappelijk onderzoek met dien verstande
|
|
|||
2. | Als begin van de ontwikkeling in deze richting wordt een inventarisatie juist geacht van onderzoeksinstanties, lopende onderzoeken, onderzoeks-wensen en -problemen. |
Een stuurgroep wordt door de Sectie Nederlands ingesteld ter voorbereiding en begeleiding van het inventarisatieproject.
Ondertussen werden in Nederland en België contacten gelegd met instanties van de beide Ministeries voor Onderwijs in verband met de wenselijkheid van dit nederlandistisch project in het kader van het ganse wetenschapsbeleid en ook met betrekking tot de mogelijkheid om subsidies voor de uitvoering ervan te bekomen. Uit de gevoerde gesprekken bleek dat het project én wenselijk én subsidieerbaar was. De Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek was bereid hiervoor een neerlandicus voor de duur van één jaar ter beschikking te stellen en de inventarisatie te financieren.
In november 1972 werd te Breda een speciale vergadering belegd van de Sectie Nederlands waarop een aantal representatieve neerlandici van de Belgische universiteiten aanwezig waren. Het ganse project werd opnieuw voorgesteld, besproken en goedgekeurd. Tijdens deze vergadering werd ook de stuurgroep samengesteld; hiervan maken vier Nederlandse en vier Belgische leden deel uit; zij zullen afwisselend onder Belgisch of Nederlands voorzitterschap vergaderen.
Op 1 maart 1973 trad de enquêteur in functie; hij zal - begeleid door de stuurgroep - de schriftelijke enquête verzorgen, de deelnemende instellingen bezoeken voor mondeling overleg, en geregeld verslag uitbrengen bij de stuurgroep.
Uitwerking van het inventarisatieproject
De inventarisatie zal in vier fasen gebeuren:
1. | Aan alle instellingen in Nederland en België waar de neerlandistiek beoefend wordt, worden drie vragenlijsten gezonden; de eerste lijst vraagt gegevens per instelling, de tweede per lopend project, de derde |
per individueel lid van de instelling. Hoofdzakelijk wordt gevraagd naar het huidige onderzoekswerk, de onderzoeksplannen en de onderzoekswensen. Tevens wordt gevraagd naar het eventueel verband tussen onderzoek en onderwijs en de tijdsverdeling tussen beide activiteiten. | |
2. | De enquêteur maakt een globaal verslag van de schriftelijk en mondeling ingewonnen inlichtingen en legt dit voor aan de stuurgroep, die het omwerkt tot een eerste rapport. Dit wordt aan alle instellingen gezonden als voorbereiding van een tweede bezoek door de enquêteur. Dit gesprek zal handelen over de reacties in de instellingen op het algemeen beeld van de neerlandistiek dat men door het rapport heeft gekregen, over de vastgestelde lacunes en overlappingen, over de prioriteiten die men ten gevolge daarvan wil zien vaststellen, en over de maatregelen die men nodig acht ter bevordering van het verrichte en geplande onderzoek. Over deze tweede fase wordt door de enquêteur opnieuw een verslag gemaakt dat door de stuurgroep tot een tweede rapport zal worden omgewerkt. |
3. | Nadat alle instellingen inzage hebben gekregen van het tweede rapport, zal in de derde fase de raadpleging rechtstreeks toegespitst worden op de eventuele vorming van een beleidsorgaan. Aan allen zal gevraagd worden welke mogelijkheden zij zien om in de neerlandistiek tot meer coördinatie en taakverdeling te komen, welke functie men ziet voor de eigen instelling in het ganse kader van het neerlandistisch onderzoek, welke functie en taak men zou willen toebedelen aan een gemeenschappelijk beleids- en planningsorgaan, en hoe men de concrete organisatie en werkwijze van zulk orgaan wil opvatten. Een derde verslag van de enquêteur en een derde rapport van de stuurgroep besluit dit onderzoek van de situatie en van de inzichten die aan de basis leven. |
4. | In de tweede helft van 1974 zal dan een conferentie bijeengeroepen worden van vertegenwoordigers van alle instellingen die aan het project hun medewerking hebben verleend. Daar zal dan de mogelijkheid en de wenselijkheid definitief onderzocht worden van het vormen en ontwikkelen van een voor de instellingen aanvaardbaar en door de instellingen tot stand te brengen beleidsorgaan. |
Op dit ogenblik - einde augustus 1973 - is de eerste fase van het inventarisatieproject zo goed als afgesloten. Geen enkele instelling heeft haar medewerking principieel geweigerd. Nog een aantal antwoorden op de enquêteformulieren worden ingewacht, vooraleer het eerste rapport kan worden opgesteld.
Verband tussen inventarisatie en beleid
Het plan om de neerlandistiek op grote schaal te gaan inventariseren is vanzelfsprekend door alle neerlandici gunstig onthaald. Hetzelfde kan evenwel niet gezegd worden in verband met de beleidsgedachte. Velen staan enigszins of zelfs sterk aarzelend tegenover het perspectief dat de traditionele vrijheid van onderzoek zou beknot worden en menen dat een geesteswetenschap als de neerlandistiek niet in gedirigeerde sporen mag of kan geleid worden.
De promotoren van het project zijn zich bewust van het delicate en moeilijke aspect van hun onderneming. Zij zijn daarom ook niet overgegaan tot de oprichting van een beleidsorgaan, maar tot het onderzoeken van de wenselijkheid ervan. De nu lopende inventarisatie heeft niet alleen tot doel aan ieder afzonderlijk informatie te verschaffen over de situatie van het hele vakgebied, maar zij is tevens een democratische consultatie van alle betrokkenen, op grond waarvan een gezamenlijke beslissing over het al of niet oprichten van een beleidsorgaan kan getroffen worden.
Een zekere vorm van beleid hoeft ten andere niet noodzakelijk een beperking van een verantwoorde vrijheid in te houden; door betere organisatie en harmonisatie kunnen integendeel de structuren van de vrijheid worden versterkt. In feite is de veelgeroemde vrijheid van de neerlandicus-onderzoeker ook nu reeds erg beperkt door overbelasting, door technische en vooral door financiële beperkingen. Wellicht kan alleen hieraan reeds veel verholpen worden.
Een sterk argument om het project op gang te brengen werd ook gevonden in het feit dat van overheidswege op meer beleid wordt aangedrongen. In andere takken van de wetenschap, ook van de geesteswetenschap, is men hiermee reeds verder gevorderd. Eigenlijk is de situatie zo dat in een nabije toekomst door de officiële instanties zelf zou worden overgegaan tot de vorming van beleidsstructuren indien ze niet vanuit het vak zelf zullen zijn opgebouwd. Dit laatste is ongetwijfeld verkieslijker.
Vele vragen blijven uiteraard nog te beantwoorden. Maar dit antwoord moet gegeven worden door de betrokkenen. Alleen indien de opzet van deze onderneming geen democratisch beleid was, zou men nu reeds weten in welke vorm en met welke bevoegdheid het zou kunnen uitgeoefend worden.
Blijkbaar heeft de resolutie van het vierde colloquium van de I.V.N. intra muros nogal wat losgeslagen. Er wordt op gerekend dat ook de neerlandici die over de wereld verspreid werken, bereid zullen zijn aan dit project hun medewerking te verlenen, ten bate van een moderne en efficiënte beoefening van onze wetenschap.