En daar zijn ook niet de grote propagandamiddelen en steungelden, waarop de
propaganda van grote landen beroep kan doen, vooral wanneer daar taal- of
cultuurimperialisme mee gemoeid is.
Maar dit alles hoeft toch niet te beletten dat het Nederlands, de taal van 18
miljoen Europeeërs zoals Minister Fayat heeft laten opmerken, de verschuldigde
plaats zou krijgen aan de universiteiten waar de germanistiek wordt beoefend.
Deze discipline is nu reeds oud genoeg opdat uiteraard het Nederlands zou deel
uitmaken van het leerprogramma in elke Europese en Zuidafrikaanse universiteit,
in de meeste Angelsaksische instituten voor hoger onderwijs en in talrijke
faculteiten elders over de wereld.
Als taalverschijnsel is voor elke germanist het Nederlands onbetwistbaar een
belangrijk studieobject vanwege zijn oeroude oorsprong, zijn langdurige en uit
dokumenten makkelijk te achterhalen evolutie zo taalkundig als semantisch en
vanwege de cultuurhistorische betekenis: belangrijk niet alleen voor
taalkundigen, linguisten, taalhistorici, maar ook voor cultuurhistorici en
literaire critici.
In die verhouding zou elke universiteit, waar germanistiek wordt beoefend, uit
eigen initiatief het vak Nederlands op het leerprogramma moeten brengen, maar we
zijn niet zo naïef te geloven dat dit zal gebeuren zonder enige stuwing die van
hieruit moet vertrekken.
Mij dunkt dat het dan ook voor de regering vanzelfsprekend een taak en een
opdracht moet zijn de belangstelling voor en het belang van de lectoraten op te
voeren tot op het niveau van universitaire volwaardige leeropdrachten.
Wat Minister Van Elslande betreft kan ik U de verzekering geven en trouwens ook
het bewijs dat hij deze taak aldus heeft opgevat en er zijn beste krachten voor
heeft ingespannen. Uw colloquium is een welkome bevestiging dat de huidige
toestand nog verre van bevredigend is en dat de inspanningen zonder verzwakking
dienen te worden voortgezet.
Het tweede luik van de opdracht der lectoraten en docentschappen houdt, dunkt
mij, verband met de status van diegenen die vanuit Nederlands taalgebied worden
afgevaardigd door de respectieve landen om de Nederlandse taal en het
Nederlandse cultuurgoed in het buitenland bekend te maken.
Wie voor het eerst de verhouding ziet tussen de opdrachthouders van Nederlandse
nationaliteit en hun collega's, onderhorigen van de Belgische Staat, kan zijn
verrassing moeilijk tot rust brengen. Ik wou daarop onmiddellijk inschakelen om
te herinneren aan de historische achtergrond. Laten we niet vergeten dat in deze
regering voor het eerst een portefeuille werd voorbehouden aan de zorg voor het
Nederlandse cultuurgoed in dit