Toespraak van de voorzitter
Mijnheer de Secretaris-Generaal die hier komt als vertegenwoordiger
van de Nederlandse Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
Mijnheer de Kabinetschef die hier komt als vertegenwoordiger van de
Belgische Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur,
Mijne Heren Ambassaderaden en Attaché's van de Nederlandse
Ambassades respectievelijk in Bonn en Londen en van de Zuidafrikaanse
Ambassade in Brussel,
Mijne Dames en Heren Ambtenaren van de beide Ministeries van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Nationale Opvoeding en Cultuur,
die ons de eer hebt aangedaan ons Colloquium als waarnemers bij te
wonen,
Mijnheer de vertegenwoordiger van de Kultuurraad voor
Vlaanderen,
Hooggeachte Collega's binnenlandse neerlandisten,
Beste Collega's buitenlandse neerlandisten,
Dames en Heren Genodigden,
ik heet U allen heel hartelijk welkom op deze slotzitting van het Tweede
Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse
Universiteiten en ik zou deze slotzitting willen beginnen met in een paar
woorden maar, voor degenen die de vorige vergaderingen niet hebben kunnen
meemaken, te schetsen voor U en voor de vuist, als U mij dat toestaat - want ik
heb dit niet kunnen voorbereiden, er waren andere bezigheden deze laatste dagen
- in een paar woorden te schetsen hoe deze Colloquia zich hebben ontwikkeld en
welke resultaten ze hebben opgeleverd. De meesten onder U weten dat dit begonnen
is met een toevallig contact met de Nuffic, in Den Haag, de
Stichting voor Internationale Samenwerking der Nederlandse Universiteiten en
Hogescholen, in het bulletin waarvan destijds een verslag is verschenen over de
toestand op dat ogenblik, nu geloof ik vijf jaar geleden, van de neerlandistiek
in het buitenland. Deze contacten hebben tot de overtuiging geleid, dat het
nuttig zou zijn, dat allen die zich met het onderwijs van de Nederlandse