| |
| |
| |
Vierde werkvergadering gehouden op vrijdag 11 september
1964 te 9.30 uur
Voorzitter: |
Prof. Dr. L.E. Schmitt (Universiteit Marburg) |
|
|
Thema: |
De buitenlandse student in de neerlandistiek (studiereizen in
Nederland en Vlaanderen, studiebeurzen, vakantiecursussen, werk- en
woongelegenheid) |
|
|
Voordrachten: |
Prof. Dr. R.K.J.E. Antonissen (Rhodesuniversiteit Grahamstad):
‘Beschouwingen over de spellingsystemen van het Nederlands en het
Afrikaans’. Prof. Dr. S.L. Flaxman (State University of New York at
Stony Brook, N.Y.): ‘Nederlandse literatuur in het Engels’. |
|
|
Rapporteurs: |
Mej. Drs. A.M. Zwaneveld (Universiteit Londen). Drs. R. van de
Velde (Universiteit Aarhus). |
| |
| |
| |
Beschouwingen over de spellingsystemen van het Nederlands en het
Afrikaans door Prof. Dr. R.K.J.E. Antonissen (Grahamstad)
I. 1.
Elke taal heeft een eigen spellingsysteem, minder of meer verwant met dat van een
of meer andere talen. Het zal hoogst zelden gebeuren dat twee zulke systemen op
grond van louter taalkundige overwegingen met elkaar worden vergeleken. Indien
een vergelijking wordt ondernomen, geschiedt zulks meestal met praktische en/of
kulturele oogmerken (b.v. in verband met het onderwijs van talen op
verschillende trappen van gevorderdheid) en dan over het algemeen waar de
aanwijzing van verschillen belangrijk is omdat er zoveel overeenkomsten bestaan.
Voor de overeenkomsten is dan doorgaans een gedeeltelijk gemeenschappelijke
traditie verantwoordelijk, voor de verschillen een zekere differentiatie tussen
twee tradities.
Het Nederlands en het Afrikaans hebben een gemeenschappelijke traditie die zich
tot in het zeer nabije verleden voortzet, en in meer dan één opzicht een
gemeenschappelijk heden.
Die gemeenschappelijkheid dient te worden gehandhaafd in de mate van het
mogelijke, op alle gebieden waar zulks doenlijk blijkt en met alle redelijke
middelen die beschikbaar zijn: dus ook in en door de spelling, een der middelen
van de geschreven taal en hét middel waarover wij volledig beheer kunnen
uitoefenen.
| |
I. 2.
Geen taalkundig geschoolde zal ontkennen dat de gesproken taal primair is, de
eigenlijke taal. Een taal die alleen in geschreven teksten bestaat en
misschien ook thans nog wel voor zekere doeleinden schriftelijk wordt
gebruikt maar niet meer door de ene of andere gemeenschap wordt gesproken,
noemen we een dode taal. En er zijn springlevende talen die nog nooit op
schrift zijn gesteld.
Spelling is iets wat uitsluitend met de geschreven taal te maken heeft, en
alleen daarom reeds, taalkundig gezien, een taal-ding van de tweede rang.
Maar lezen en schrijven doet de beschaafde mens bijna evenveel | |
| |
(en soms meer!) als horen en spreken. Bovendien begint voor de
niet-Nederlander de studie van het Nederlands in de meeste gevallen juist
bij de geschreven taal. Spelling is dus niet onbelangrijk: geschreven taal
(en dus spelling) is voor de moderne mens zelfs over de gesproken taal gaan
heersen. Aan buitenlandse universiteiten verwachten we doorgaans wel een
leeskennis, soms een schrijfkennis, maar zelden een spreekkennis van het
Nederlands. Dit is ook in Zuid-Afrika het geval.
| |
I. 3.
Het Nederlands bevindt zich in Zuid-Afrika in een heel bijzondere positie,
niet te vergelijken met zijn positie in om 't even welk ander
niet-Nederlandssprekend land. Tot vrij onlangs was het er één der officiële
talen; en al heeft het die status verloren, is Zuid-Afrika toch nog het
enige ‘buitenland’ waar het Nederlands van staatswege een zekere erkenning
geniet, het enige waar het lezen van Nederlandse boeken op de middelbare
school wordt voorgeschreven, het enige waar, op de universiteit, de
hoofdvakstudie van één der landstalen (het Afrikaans) altijd aan de studie
van het Nederlands wordt gekoppeld. Het is het enige Dietse taalgebied
buiten Europa.
Men zou het Nederlands in Zuid-Afrika een halfvreemde taal kunnen noemen: het
wordt er zo goed als niet meer gesproken (behalve door de vrij talrijke
Nederlandse immigranten der laatste twee decennia), maar nog wel in min of
meer beperkte kring gelezen. Allerlei omstandigheden van externe en interne
aard staan het Nederlands-lezen echter in de weg: extern is er o.a. het
geweldig sterke mededingen van de Engelse literatuur (d.w.z. literatuur in
één van de officiële talen!), intern de moeilijkheden van het Nederlandse
taalsysteem zelf. Voor zover deze moeilijkheden onnodig met de spelling te
maken hebben, moeten ze worden uitgeschakeld.
Het Afrikaans heeft het Nederlands als ruggesteun nodig. Het Nederlands is
voor de Zuidafrikaner (Afrikaans- én Engelssprekende!) één van zijn vensters
op de wijdere wereld, en Zuid-Afrika is buiten Europa hét gebied waarheen de
Nederlandse geest en beschaving in ónvertaalde vorm kunnen uitstralen.
Andersom loont ook de kultuur waarvan het Afrikaans de drager is,
tegenwoordig voor de Nederlander ruimschoots de moeite van de kennismaking.
Met het oog op dit alles is het nauwst mogelijke kontakt tussen de twee talen
gebiedend noodzakelijk. Dat het Nederlands en het Afrikaans, als twee
verschillende, hoewel nauw verwante talen, zich allengs verder van elkaar
weg zullen ontwikkelen, spreekt haast vanzelf. Hoé ver en hoé vlug, valt
niet te voorspellen: noch over de wijze noch over het tempo hebben | |
| |
wij noemenswaardige kontrole. Over de respektieve
spellingsystemen hebben we die echter wél, en dit referaat wil dan een
pleidooi zijn voor de ‘vereffening’ van onnodige spellingverschillen, die
moeilijkheden opleveren voor het wederzijdse begrijpen of die over en weer
wanuitspraak in de hand kunnen werken. Het gaat hier dus niet om (a)
specifiek grammatikate aangelegenheden als de voornaamwoordelijke
aanduiding, het genus, de flexie e.d.m., (b) spellingverschillen die direkt
verband houden met min of meer aanzienlijke verschillen van fonetische en
morfologische aard. Ook op ondergeschikte aspekten van de spelling, als de
verdeling in lettergrepen, het gebruik van deeltekens en koppeltekens, het
los- of aaneenschrijven van woorden, zal hier niet worden ingegaan.
| |
I. 4.
Mijn mening over de twee spellingsystemen als zodanig en afzonderlijk is van
seeundair belang in de rangorde van mijn bedoelingen. Het standpunt van dit
referaat is pragmatisch, utilitair. Toch zijn hier enkele opmerkingen
gewenst over spelling in het algemeen, als rechtvaardiging voor zekere
aspekten van dit, zo dadelijk nader te beschrijven, standpunt.
Op de vraag of ik een konservatieve dan wel een progressieve spelling
voorsta, zou ik niet met een ongekwalificeerd zus of zo willen antwoorden,
om de eenvoudige reden dat konservatief, progressief, radikaal zeer
betrekkelijke begrippen zijn, met name in min of meer konventionele
aangelegenheden als spelling.
De fout van de meeste ‘vereenvoudigers’ is m.i. dat zij één gezichtspunt tot
exelusieve spellingnorm verheffen en daardoor blijk geven van een verdraaide
kijk op het wezen van taal én spraak, nl.: het fonetische of het
fonologische gezichtspunt.
Spelling behoort inderdaad aan de fonologische aspekten van het taalgebruik
recht te laten geschieden, en misschien (althans in onze westerse talen) wel
in de eerste plaats. Maar niet uitsluitend. Spelling heeft evenzeer
semantische en morfematische aspekten als fonologische. Spelling mag ten
opzichte van het woord niet atomiserend werken. Ze heeft zich niet slechts
te bekommeren om de ‘nauwkeurige’ weergave van de afzonderlijke klank of het
aparte foneem, maar ook om het totale woordbeeld, om het woord als de
‘eenheid’ van taal, om de woordgestalte als kern van het taalsysteem: het
woord dat primordiaal is zowel t.o.v. de syntaxis als van de taaltechnische
middelen.
Bovendien laten ten aanzien van de spelling ook de traditie, de geschiedenis
en het beschavingsverband hun rechten gelden. Traditie en beschavingsverband
máken trouwens de spellingkonventie én beperken de spellingwillekeur
terzelfdertijd. Zoals álle aspekten van taalevolutie is | |
| |
ook de
ontwikkeling van het spellingbeeld kontinu, en het opzettelijk teweegbrengen
van een radikale breuk in die kontinuïteit is uit den boze. (Met traditie en
geschiedenis wordt hier dus niet iets bedoeld dat het zichtbaar-maken of
-houden van de zogenaamde etymologie der woorden zou vereisen.) Een zekere
en misschien zelfs hoge maat van ‘konservatisme’ inzake spelling is
daarentegen niét noodzakelijk uit den boze. ‘Konservatieve’ spelling heeft
volstrekt niet kunnen verhinderen dat het Frans en het Engels wereldtalen
zijn geworden; misschien wel integendeel.
Uit het bovenstaande zou allicht kunnen worden afgeleid dat ik het voor een
‘konservatieve’ Nederlandse en Afrikaanse spelling wil opnemen. Dit is
echter geenszins het geval. Ik wil voor het Nederlands een ‘progressieve’
spelling binnen zekere perken aanbevelen, op grond van (a) het feit dat het
Nederlands reeds in die richting is gegaan, maar niet konsekwent genoeg, en
(b) het feit dat het Afrikaans verder is gegaan dan het Nederlands, m.i.
terecht, en dat de twee systemen zoveel mogelijk gelijke tred met elkaar
behoren te houden.
| |
II. 1.
De voornaamste grondbeginselen van de Nederlandse spelling kunnen als volgt
geformuleerd worden:
(i) | Grondslag is de uitspraak van het Algemeen Beschaafd Nederlands. |
(ii) | De regel der gelijkvormigheid eist dat een zelfde woord, stam, voorof
achtervoegsel zoveel mogelijk op identieke wijze wordt geschreven. |
(iii) | De regel der overeenkomst of analogie eist dat verschillende woorden
die men zich voorstelt als op overeenkomstige wijze te zijn gevormd, ook
op overeenkomstige wijze worden geschreven. |
(iv) | Krachtens het beginsel der afleiding of etymologie wordt bij de keuze
tussen twee schrijfmogelijkheden in vele gevallen ten gunste van de
oudere schrijfwijze beslist. |
De voornaamste grondbeginselen van de Afrikaanse spelling komen op het
volgende neer:
(i) | Grondslag is de uitspraak van het Algemeen Beschaafd Afrikaans. |
(ii) | De regel der gelijkvormigheid eist dat een zelfde woord, stam, voorof
achtervoegsel zoveel mogelijk op identieke wijze wordt geschreven. |
(iii) | Er zal rekening worden gehouden met de spelling van het Nederlands die
officieel in Nederland wordt erkend. Hiermee wordt gedeeltelijk tegemoet
gekomen aan de Nederlandse beginselen van analogie en etymologie. |
| |
II. 2.
De meeste verschillen tussen het spellingbeeld van het Nederlands en dat van
het Afrikaans, alsmede heel wat overeenkomsten, sprui- | |
| |
ten voort
uit verschillen resp. overeenkomsten tussen ABN en ABA. Spellingverschillen
weerspiegelen hier dus taalverschillen en worden hierdoor gerechtvaardigd.
Terloops zij echter op te merken dat niet alle uitspraakverschillen uit de
spelling blijken: zo worden, bij voorbeeld, in gaan, kind,
been, dus, berge, boom, bek, vrou(w) door resp. g, aa,
i, ee, u, g, oo, e, v, ou in de twee talen wel min of meer
afwijkende klanken aangeduid. De verschillen zijn echter in de meeste
gevallen meer van fonetische dan van fonologische aard; en overigens berust
de Afrikaanse spelling hier op het beginsel dat niet onnodig van het
Nederlands moet worden afgeweken, d.w.z. op het beginsel der etymologie.
| |
II. 3.
Het beginsel der gelijkvormigheid heeft in beide talen zowat dezelfde
gevolgen: we schrijven hand, hoed, web, rib omdat in het
meervoud en in afleidingen d en b wordt
gehoord en geschreven. De schrijfwijze ent, rant, stat...
in het Afrikaans is helemaal konsekwent, aangezien deze doubletten van einde (end), rand, stad... in het meervoud ente, rante, statte luiden. In omgekeerde richting laat zich de
gelijkvormigheidsregel gelden in amp (N. ambt), mv. ampte, afl. amptelik, hoewel evengoed kan worden gezegd dat p in
ál deze woord(vorm)en een fonologische werkelijkheid is. Het beginsel der
gelijkvormigheid heeft trouwens in beide talen wel méér (en zeer geldige!)
steunpunten in de fonologie.
| |
II. 4.
In geen van beide talen wordt onderscheiden tussen de door ei en ij aangeduide klanken (in het Afrikaans
schrijft men y): steil en stijl (styl), en in het Afrikaans ook niet meer tussen f en v. Op etymologische gronden -
liever, en terecht: op grond van spellingkontinuïteit en om semantische
redenen - wordt het spellingverschil hier echter gehandhaafd.
In andere gevallen is het Afrikaans wel merkelijk van de recente Nederlandse
spellingtraditie afgeweken en laat het geen overwegingen van ‘etymologie’
(en/of gelijkvormigheid, en/of analogie) gelden:
- au is vervangen door ou: grou,
blou. |
- w is weggevallen na eeu, ieu, ou
en finale u: eeu (mv. eeue; maar
adj. ewig), leeu (mv. leeus), kieu
(mv. kieue of kuwe of kiewe), vrou (mv. vroue of vrouens), blou (verbogen bloue), ru
(verbogen ruwe), balju (mv. balju's);
nuwe hoort bij nuut; afleiding van goud is goue. |
- v is tussen klinkers en na r
vervangen door w, waar niet f
uitgesproken wordt: lewe, sterwe; begrijpelijk, als
men beseft dat v een stemloze klank aanduidt. |
- ch is vervangen door g of gg: dig, lug, nogtans, liggaam; er is geen
uitspraakverschil tussen de g van gaan en die van dig: beide zijn |
| |
| |
stemloos; dus ook N. noch, A. nòg,
en N. nog, A. nog; vandaar ook het
verschil in klinkerspelling tussen N. goochelen en loochenen, A. goël/gogel en loën/logen. |
- het suffix -isch is vervangen door -ies: histories, Belgies. |
- de suffixen -lijk en -lijks zijn
vervangen door -lik en -liks: moeilik,
maandeliks; (N. belangrijk tegenover A. belangrik berust op uitspraakverschil). |
- het Afrikaans schrijft tans, altans, tuis, ert, bedags,
betyds, besonder, dikwels, saans, snags, soggens... |
- in een aantal woorden waar het Nederlands ee
behoudt, schrijft het Afrikaans e: ega, fariseër, farisese,
ideë (of idees), seë, oorsese, Pireneë...;
maar deemoed, meewarig, weemoed, weeluis,
tweede. |
In vele van die gevallen gaat het Afrikaans op gebruiken uit een oudere
Nederlandse spellingtraditie terug, maar dit houdt gewoonlijk ook verband
met koïncidenties in zijn eigen fonetisch en fonologisch systeem of met
andere wijzigingen in zijn spellingstelsel. Dat ij door
y kon worden vervangen, werd mede mogelijk gemaakt
doordat y nooit meer gebruikt wordt om i- of ie- klanken aan te duiden, ook niet in vreemde
en bastaardwoorden.
| |
II. 5.
Voor woorden als grootte en breedte geldt
het beginsel der analogie gelijkerwijs in beide talen.
In het werkwoordelijk systeem, waar het beginsel in het Nederlands op grote
schaal toepassing vindt, is het in het Afrikaans niet meer ter zake, vermits
het Afrikaans feitelijk alle verbale suffixen heeft verloren (behalve bij
deelwoorden in bijvoeglijk gebruik).
Een van de meest omstreden kwesties in het Nederlands betreft de
tussenklanken in samenstellingen:
a | het n-probleem bestaat niet in het Afrikaans, omdat
het n-meervoud niet meer voorkomt; een zekere
vereenvoudiging van het Nederlands lijkt hier wel gewenst, maar men zal
met omzichtigheid te werk moeten gaan omdat zowel de meervouds- als de
verbindings-n toch werkelijk nog dikwijls
uitgesproken wordt. |
b | het s-probleem heeft het Afrikaans eenvoudig
opgelost in de geest van Kollewijn: tussenklank s
wordt in samenstellingen alleen geschreven als hij gehoord wordt: dorpskool, dorpskerk, gevoelsaak, gevoelsargument,
meisieskool, meisiesgrille, en evenzo allesins,
andersins, enigsins, geensins, veelsins. Ook hier moeten de
Nederlandse vereenvoudigers tot omzichtigheid worden aangemaand. De
Zuidafrikaanse ondervinding leert dat het ‘gevoel’ voor het
woordbouwelement s in samenstellingen veel sterker is
dan men geneigd is te menen. Tot de meest voorkomende spellingfouten in
het Afrikaans |
| |
| |
| behoren dingen als meisiesskool,
lewensstyl, seunsstreke, die volgens de regel allemaal een s te veel hebben. Deze regel heeft in het Afrikaans
net zoveel problemen geschapen als opgelost! De frekwente fouten op dit
punt bewijzen dat een simplistische spellingregel ‘Schrijf wat je
hoort!’ gewoon niet opgaat. |
| |
II. 6.
Het Afrikaans gaat zo ver mogelijk in de aanpassing van het aan andere talen
ontleende woord aan het eigen spellingsysteem, behalve in het geval van
‘wildvreemde en moeilik verafrikaansbare woorde’. Men maakt onderscheid
tussen drie klassen ‘woorde van vreemde herkoms’:
a | verafrikaanste woorden, die in gebruik, uitspraak, vorm en spelling
nauwelijks van echt Afrikaanse woorden te onderscheiden zijn: argief, apteek, buro, dinee, eksamen, esteties, ghienie,
gimnasium, hendikep, himne, hiperbolies, joernaal, kado, kafee,
kamoefleer, kantien, koerasie, krieket, masjien, militêr,
ouditeur (met ou-uitspraak!), pedagoog, piekniek, plato, prefiks, psigologie, sisteem, tesourier,
tjek; meestal ook het suffix -asie: bagasie,
vryasie. |
b | woorden die in hoofdzaak hun ‘vreemde’ spelvorm behouden, omdat ze,
indien verafrikaanst, voor het oog vreemder zouden lijken dan in de
‘vreemde’ spelvorm: abattoir, air, aubade, causerie,
cliché, courtisane, défaitisme, garage, genre, gentleman, lawine,
melancholie, négligé, niveau, nylon, patois, rugby, ruïne,
sinchronies. |
c | zeer weinige woorden die zowel op de Afrikaanse als op de ‘vreemde’
wijze gespeld kunnen worden (soms met verschil in uitspraak): cachet/kasjet, camouflage/kamoeflage, corps/korps,
restaurant/restourant. - Tegen deze dubbelspellingen zijn al
bezwaren geopperd. |
Dat de Nederlandse spelling van vreemde en bastaardwoorden er als een poespas
uitziet, zal wel niemand ernstig willen betwisten. De regeling van 1954
leverde als belangrijke winst op: (i) u wordt na io, jo, yo, eo altijd enkel gespeld, behalve indien
gevolgd door een doffe e (revolutionair, miljonair...;
petitionnement); (ii) ph wordt altijd f (fysiek, filosofie); (iii) rh wordt
altijd r (retoriek); (iv) ae, c, ch, ou, qu,
s, th, x, y, worden in vele gevallen definitief vervangen door e, k, k, oe, kw of k, z, t, ks, i
(est(h)eties, kritiek, kroniek, toerist, kwaliteit, etiket, plezier,
etnoloog, tekst, ritme). Hierdoor zijn het Nederlands en het
Afrikaans nader bij elkaar gekomen; vanwege uitspraakverschillen heeft
echter tussen s-woorden differentiatie plaatsgevonden: N.
mozaïek, plezier, proza, religieuze tegenover A. mosaïek, plesier, prosa, religieuse.
Overigens heeft de regeling van 1954, verre van een bevredigende, zij het
uiteraard altijd slechts tijdelijke, oplossing te brengen, een ongehoorde
verwarring gesticht. Als voornaamste bezwaren zijn aan te voeren:
a | dat de ‘vreemde’ spelling té dikwijls zonder duidelijke noodzaak is
|
| |
| |
| gehandhaafd, en vaak juist in woorden verwant met
vereenvoudigde: accident, quarantaine, symbool,
criticus naast kritiek ... |
b | dat dubbelspelling op massale schaal wordt toegelaten: academie/akademie, accoord/akkoord, accent/aksent, succes/sukses,
prefix/praefix, examen/eksamen, consequent/konsekwent,
quantiteit/kwantiteit (maar alleen kwaliteit!), theorie/teorie, fetisch/fetisj,
piama/pyjama, asiel/asyl, gouverneur/goeverneur... Wat in het
Afrikaans een hoogst zeldzame uitzondering is, werd in het Nederlands
haast regel. Zeker, spelling stelt normen én konstateert gebruik: het
traditionele gebruik en de zo praktisch mogelijke norm moeten met elkaar
worden verzoend. Maar tegenover traditie en individuele vrijheid heeft
men in dit geval beslist te veel piëteit aan de dag gelegd.
Uitschakeling van de meeste dubbelspellingen, in de richting van
modernisering, is dringend gewenst. Alleen s/z zou ik
stelselmatig willen behouden: fase/faze,
kanaliseren/kanalizeren, maar dan ook prosa/proza,
religieuse/religieuze; omdat de s-uitspraak
nog zeer dikwijls wordt gehoord. |
In het algemeen wil het me voorkomen dat een vereenvoudiging van de spelling
der vreemde en bastaardwoorden in het Nederlands naar het voorbeeld van de
reeds beproefde Afrikaanse spellingpraktijk ernstige overweging verdient,
natuurlijk met inachtneming van de uitspraakverschillen.
| |
II. 7.
Kleine ongerijmdheden, als N. parallellisme tegenover A.
parallelisme, N. patriottisme
tegenover A. patriotisme, kunnen ook worden opgeruimd.
Aan te bevelen is vervanging van N. een en één door A. 'n en een. Maar mijn en zijn, ook onbeklemtoond, moeten
behouden blijven.
Anderzijds moet het Afrikaans zich liefst aan het Nederlands konformeren in
de volgende gevallen:
(i) | geringer gebruik van hoofdletters, o.a. in namen van dagen, maanden,
godsdiensten, ideologieën, leerstelsels. Het Afrikaans heeft een zwak
voor hoofdletters, mogelijk wel onder Engelse invloed. |
(ii) | weglating van het koppelteken in afleidingen van samengestelde
geografische namen van het type Noordhollands, Westvlaams,
Zuidafrikaans, Oostindiër. |
(iii) | in de meervoudsvorming van bastaardwoorden op -ie
onderscheiden tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde eindlettergreep: teorie - teorieën maar porie -
poriën. In het Afrikaans spelt men overal -ieë:
chemikalieë, monopolieë (of monopolies),
porieë..., wat veelvuldig aanleiding geeft tot een soort
spellinguitspraak met klemtoon op ie; en dit leidt
verder weer vaak tot wanuitspraak en -spelling in woorden als epidemies en subsidies (verkeerd:
epidemieë en subsidieë). |
| |
| |
| |
III.
Aanbevolen wordt:
1. | dat de reeds begonnen rationalisering van de Nederlandse spelling
thans konsekwenter worde doorgevoerd, met inachtneming evenwel van de
traditie, d.w.z. zonder drastische afbraak of aantasting van het
overgeleverde spellingbeeld; |
2. | dat de Nederlands-Belgische en Zuidafrikaanse spellingkommissies
voortaan in onderlinge verstandhouding behoren te werken; d.w.z. dat
geen Nederlandse spellingwijzigingen worden ingevoerd zonder overleg met
Zuidafrikaanse spellingdeskundigen, en omgekeerd; |
3. | dat beide spellingkommissies behoren te zorgen voor de grootst
mogelijke eenvormigheid tussen de spellingsystemen van het Nederlands en
het Afrikaans. |
|
|