Colloquium Neerlandicum 1 (1961)
(1961)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het eerste colloquium van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||
II. Voorbereidend hoger (Höhere Schulen), middelbaar (Mittlere Schulen) en lager (Volksschulen) onderwijs, benevens dat aan volksuniversiteiten (Volkshochschulen).Voornaamste bronnen van inlichtingen:
De resultaten van de onder 1e aangeduide enquête zijn kwantitatief vrij pover geweest en hebben eigenlijk slechts aangaande de volksuniversiteiten feiten aan het licht gebracht, die ondergetekende niet reeds langs andere wegen bekend geworden waren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||
Deze feiten zijn, dat in de beide noordwestelijke, aan Nederland en België grenzende deelstaten en in de beide met Nederland van oudsher sterk verbonden zelfstandige steden Hamburg en Bremen slechts Nederlands onderwezen wordt:
Bij deze opsomming moet opgemerkt worden:
Alvorens tot een korte beschouwing van de stand van het Nederlands onderwijs aan de scholen van bovengenoemde typen over te gaan, mogen hier nog enkele bijzonderheden aangaande die, waar Nederlands onderwezen wordt, volgen: | |||||||||||||||||||||||||
a. Märkisches Gymnasium te Iserlohn (Westfalen)Het Nederlands onderwijs aan dit op een 100 km van de Nederlandse grens gelegen gymnasium is met Pasen 1950 tot stand gekomen op initiatief van de heer Bernhard Betten, ‘Studienrat’ aan deze school, die hiermede onmiddellijk gebruik maaktevan een in datzelfde jaar uitgevaardigde ministeriële beschikking. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||
Door deze beschikking werd n.l. de mogelijkheid geschapen, in de drie hoogste klassen van de ‘neusprachliche Gymnasien’ van Nordrheinland-Westfalen naast de verplichte hoofdvakken Latijn, Engels en Frans nog een derde levende taal als fakultatief vak aan te bieden. De heer Betten heeft als enige leraar voor Nederlands aan zijn school sindsdien meestal twee Nederlandse taalcursussen (voor beginnelingen en gevorderden) van elk 2 uren per week gegeven. Wegens het gebrek aan leraren, wordt op het ogenblik slechts één ‘Arbeitsgemeinschaft’ (cursus, samengesteld uit leerlingen van verschillende klassen en leerjaren) gehouden. De heer Betten hoopt echter spoedig weer twee cursussen te kunnen openen. In deze leergangen wordt zowel de Nederlandse spreek- en schrijftaal onderwezen en geoefend als ook niet te moeilijke teksten uit de nieuwste Nederlandse literatuur klassikaal gelezen en verklaard. De leerlingen krijgen zowel op hun rapporten als bij hun eindexamen cijfers omtrent hun vorderingen en bijna elk jaar zijn er voor dit vak één of meer examencandidaten.
De heer Betten heeft zijn leerbevoegdheid voor Nederlands aan de universiteit te Bonn verworven op grond van de ‘Erweiterungsprüfung für das Lehramt an höheren Schulen’ van 17.12.1938. Hij heeft alle op blz. 23 van dit rapport genoemde lectorenconferenties bijgewoond. Door de culturele afdeling van de Nederlandse Ambassade werd hem van een tiental leeren leesboeken een twaalftal exemplaren voor klassikaal gebruik benevens een enkel naslagwerk ter beschikking gesteld. Vaktijdschriften worden hem geregeld vanwege de Nederlandse Afdeling der universiteit te Bonn toegezonden. | |||||||||||||||||||||||||
Staatliches Gymnasium te EmmerikUit de bovengenoemde radio-uitzending was te horen, dat de leerlingen van dit vlakbij de Nederlandse grens gelegen gymnasium met het Nederlands niet al te veel moeite hadden. Volgens de inlichtingen van de directeur van dit ‘alt- und neusprachliche’ gymnasium, ‘Oberstudiendirektor’ Reis, wordt hier, evenals te Iserlohn, in de 3 hoogste klassen (‘Obersekunda’ tot ‘Oberprima’) 2 uren per week keuzevrij onderwijs in het Nederlands gegeven. Terwijl het eveneens keuzevrije onderwijs in het Frans en Hebreeuws slechts voor de leerlingen van de ‘altsprachliche’ afdeling toegankelijk is, (de leerlingen van de ‘neusprachliche’ afd. genieten al vanaf ‘Unterterzia’ - de 4e van de 9 klassen - Frans onderwijs), is het Nederlands onderwijs voor de leerlingen van beide afdelingen opengesteld. Dit keuzevrije onderwijs in vreemde talen wordt - volgens het bovenbedoeld schema - 6 uren per week door een Nederlandse leraar, de heer Martinus Leenders, gegeven, die daarvoor met toestemming van de Landdrost en van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||
zijn schoolbestuur telkens van Elten naar Emmerich overkomt. Zijn honorarium benevens de verdere kosten, worden door het ‘Schulkollegium’ te Düsseldorf gedragen. De heer Leenders onderwijst de taal en geeft ook enig inzicht in de Nederlandse literatuur. Men leest tezamen: Bomans, den Doolaert, Aafjes, Coolen, Timmermans, Claes enz.
De initiatiefnemer van het Nederlands onderwijs te Emmerik is ‘Oberstudiendirektor’ Reis, die zelf in de eveneens door de heer Leenders gehouden cursussen van het ‘Katholische Bildungswerk’ Nederlands geleerd heeft en zich daarbij van de algemene taalvormende waarde van de studie van het Nederlands heeft kunnen overtuigen. Zijn voornaamste motief was de sterke kulturele en economische banden met het buurland. Na een rondvraag bij de leerlingen om hun belangstelling te peilen, werd met krachtige ondersteuning van ‘Ministerialdirigent’ Krawinkel te Düsseldorf in de herfst van 1957 het Nederlands onderwijs begonnen of liever hervat: het zette n.l. een oude traditie, volgens welke tot in het begin van de vorige eeuw aan het Emmerikse gymnasium Nederlands onderwezen werd, voort. | |||||||||||||||||||||||||
Staatliches Gymnasium te KleefHet Nederlands onderwijs aan bovengenoemd gymnasium wordt zeer ondersteund door ‘Oberstudiendirektor’ E. de Haar, die enige jaren Cultuur-attaché aan de Duitse Ambassade te 's-Gravenhage was.
De leraar voor Nederlands is Studienassessor Echelmeyer, die aan de Universiteit te Munster bij de lectoren dr Rakers en dr van den Toorn Nederlands heeft gestudeerd. Wel heeft hij in dit vak nog geen ‘Staatsexamen’ afgelegd. Hij vertaalde evenwel de platenatlas bij de bijbel door L.H. Grollenberg en gevoelt zich door zijn afkomst uit Gogh zeer met Nederland verbonden.
Er wordt aan het gymnasium te Kleef een Nederlandse taalcursus van twee uren per week voor leerlingen uit de ‘Unter-’ en ‘Obersecunda’ (6e en 7e klas) gegeven, waaraan thans 17 leerlingen deelnemen; voorts is er een Nederlandse werkgroep voor de leerlingen van de beide hoogste (8e en 9e) klassen. In deze werkgroep, die op het ogenblik 11 deelnemers telt, wordt belangrijke Nederlandse literatuur behandeld.
In het geheel leren dus 28 leerlingen Nederlands. Daartoe in staat gesteld door een nieuwe regeling van het onderwijs in de drie hoogste klassen, hoopt de heer de Haar het Nederlands onderwijs aan het Kleefs gymnasium na Pasen 1961 nog te kunnen uitbreiden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||
b) Städtische Realschule te KleefVan einde 1958 tot de zomer van 196O was hier als leraar voor Nederlands werkzaam de heer Josef Kempen, voorheen leraar voor Nederlands aan de Volkshochschule te Neuss, oud-leerling van prof. L.E. Schmitt, toentertijd te Keulen (thans Marburg), van mevrouw dr Baerlecken aldaar en van ondergetekende. De heer Kempen, wiens belangstelling zich ook tot het het Afrikaans en Fries uitstrekt, heeft zich in de laatste jaren door voordrachten en vele artikelen in Duitse, Nederlandse en Vlaamse bladen (o.a. ‘Der Rheinische Merkur’, ‘Die Realschule’, ‘Onze Taal’, ‘Neerlandia’, ‘De (Brusselse) Standaard’) tot een enthousiast en vindingrijk voorstander van de rechten der Nederlandse taal en cultuur in het algemeen en van het Nederlands onderwijs in de grensstreek, waaruit hij zelf voortkomt, in het bijzonder, ontwikkeld.
Toen de heer Kempen in 1958 zijn facultatieve Nederlandse ‘Arbeitsgemeinschaft’ (werkgroep) aankondigde, meldden zich 48 (vrijwillige) leerlingen, waarvan slechts een derde kon worden aangenomen. Veraf wonenden werden niet toegelaten, daar de lessen buiten de normale schooluren gegeven werden. De leraar werkte aanvankelijk pro Deo en de leermiddelen waren in het begin primitief. Als grammatica fungeerde toen door de leraar gestencilde bladen, als leerstof door een leerling uit Nijmegen meegebrachte exemplaren van ‘De Gelderlander’. Later werd er in deze toestand door de Culturele Afdelingen der Nederlandse en Belgische Ambassades verbetering gebracht. Het resultaat was in elk geval bevredigend. Toen de werkgroep na enige tijd met leerlingen van een Nijmeegse H.B.S. in aanraking werd gebracht, konden de deelnemers behoorlijk met de Nederlandse jongens contact opnemen en in de zomer van 1960 verliet voor het eerst een aantal leerlingen van een Duitse ‘Realschule’, die examen in het Nederlands hadden afgelegd, de school.
Helaas is kort nadien door het vertrek om persoonlijke redenen van de heer Kempen uit Kleef het Nederlands onderwijs daar wederom stil komen te liggen. | |||||||||||||||||||||||||
‘Städtische Realschule’ te Gronau (Westf.)Blijkens een verzoek om inlichtingen aangaande in het Duits geschreven leerboeken Nederlands aan de Culturele Afdeling van de Nederlandse Ambassade te Bad Godesberg van 19.10.1960, is er bij het begin van het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||
schooljaar 1960-1961 een cursus voor Nederlands aan bovengenoemde school in het leven geroepen. De leraar voor Nederlands is de Nederlander, de heer H. Vonk uit Enschede, dr Johan Wagenaarstraat 62, aldaar. | |||||||||||||||||||||||||
‘Volksschule’ te Nordhorn (Westf.)Het hoofd van deze kleine, vlak bij de grens gelegen school, de heer H. Piechorowski, heeft in 1957 het initiatief genomen tot onderwijs in het Nederlands, dat twee uren per week 's morgens van 7 - 8 uur, door hem zelf gegeven wordt. Het Ministerie voor Culturele Zaken te Düsseldorf gaf hem n.l. in overweging, dit onderwijs in de vorm van een werkgroep en buiten de gewone schooluren om te doen plaatshebben. Een extrabezoldiging ontvangt hij voor dit onderwijs niet.
Alle kinderen van het 5e tot 8e schooljaar nemen er aan deel (op het ogenblik 11). Het motief is ook hier de nabijheid van de grens en het feit, dat - zoals de heer Piechorowski schrijft - waar het Platduits dat deze kinderen spreken, geen eigen cultuurtaal heeft ontwikkeld, de Nederlandse cultuurtaal hun nader staat dan de Hoogduitse. Als leermiddel gebruikt men een serie Nederlandse taalboekjes, die deze plattelandskinderen boeien, omdat zij hun heel aardig een begrip van de Nederlandse levensstijl bijbrengen, hun het buurvolk leren begrijpen en achten en zelfs mooie contacten met een aantal Nederlandse dichters hebben tot stand gebracht. | |||||||||||||||||||||||||
‘Volksschule’ te EltenHoewel Elten thans onder Nederlands beheer staat, moge ik de ervaringen met het Nederlands onderwijs hier toch kort memoreren, daar het naast Nordhorn de enige Duitse lagere school in het grensgebied is, die deze ervaringen bezit. Met Duitse school is hier bedoeld een school, waarop de andere vakken dan Nederlands in het Duits gegeven worden.
Daar Elten pas in 1948 onder Nederlands bestuur geplaatst werd, beleefde het nog de eerste grote invasiegolf van vluchtelingen uit het Oosten. Door deze omstandigheid doet men aan de lagere school te Elten, het hoofd is de heer Palm, dus ervaring op met Nederlands onderwijs aan kinderen met een aan het Nederlands verwant ‘Heimatdialekt’ en met leerlingen, wier moedertaal de een of andere oostduitse tongval is. In de genoemde radio-uitzending, waarin ook opnamen uit Elten te beluisteren waren was het verschil tussen de inheemse en de oostelijke kinderen goed te horen. Toch zijn de resultaten van het onderwijs aan beide | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||
groepen van leerlingen bemoedigend te noemen. Het onderwijs in het Nederlands wordt een paar uren per week gedurende vier jaar aan kinderen, wier leeftijd tussen 10 en 14 jaar ligt, gegeven en de ervaring is, dat de leerlingen zich bij het verlaten van de school in het algemeen goed in het Nederlands kunnen redden.
c) Omtrent het Nederlands onderwijs aan de Volkshochschulen ontbreken gedetailleerde gegevens (zie boven; zie echter ook beneden).
Na bovenstaande bijzonderheden over het Nederlands onderwijs aan Duitse scholen, mogen hierbij nog enige algemene gegevens en suggesties volgen, die in dit verband van belang geacht moeten worden. | |||||||||||||||||||||||||
De Duitse schooltypen en het Nederlands onderwijsIn de ‘Volksschule’ wordt, als de onderwijzer uit de grensstreek stamt, soms iets aan de volkstaal gedaan en voorts Hoogduits en facultatief wel Engels onderwezen. Indien hun vorderingen dit toelaten, kunnen de leerlingen na 4 jaren naar de ‘Realschule’ of het gymnasium overgaan.
Het eerste der beide laatstgenoemde schooltypen vertoont wel overeenstemming, doch is niet zonder meer met de Nederlandse H.B.S. te vergelijken. Zijn meest karakteristieke trek is - zoals de naam reeds aanduidt - zijn gerichtheid op de practijk. Naast natuurwetenschappen en moderne talen worden ook machineschrijven en stenografie onderwezen en voor meisjes nuttige handwerken en huishoudvakken. De leerlingen vertoeven er normaliter van hun 10e tot 16e jaar. Van de vreemde talen is Engels verplicht, Frans facultatief. Engels wordt gedurende 6 jaren van 4 tot 6 uren per week gegeven. Frans komt pas in de 3e klas aan de beurt en wel voor vrijwillige leerlingen, wier vorderingen in andere vakken dit veroorloven. Sommige ‘Realschulen’ stellen ook Frans verplicht en geven zelfs Latijn. Doch deze afwijking van het algemene schema is uitzondering. Zulk een uitzondering vormden ook de ‘Realschule’ te Kleef en Gronau, die Nederlands als facultatief vak invoerden, waarbij op te merken is, dat volgens de thans geldende regeling het onderwijs in dit vak op de lagere scholen slechts in plaats van Engels, op de ‘Realschulen’ slechts in plaats van Frans in een facultatieve cursus of werkgroep kan worden genoten.
Dit laatste is anders bij de gymnasia, het andere schooltype, waarheen de leerlingen na 4 jaren lagere school, indien wederom hun vorderingen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
het toelaten, kunnen verhuizen. Op dit type school verwijlen de leerlingen normaal van hun 10e tot 19e jaar. In tegenstelling tot de toestand in Nederland is het gymnasium het enige schooltype, dat na een geslaagd ‘Abitur’ (eindexamen), toegang geeft tot de universiteit.
‘Realschüler’ kunnen deze slechts verkrijgen door na een geslaagde ‘Reifeprüfung’ nog de z.g. ‘Oberstufe’ (de hoogste drie klassen) van het gymnasium te doorlopen en dan eveneens het eerstgenoemde examen met goed gevolg af te leggen. De gymnasia worden in 4 typen onderverdeeld: ‘Humanistische, naturwissenschaftliche, neusprachliche und musische Gymnasien’. De namen geven de in deze gymnasiumtypen onderwezen vakken al enigszins aan. Van belang in ons verband is echter, dat op de ‘neusprachliche’ gymnasia Latijn, Engels en Frans verplichte vakken zijn en dat volgens de in Nordrheinland-Westfalen sinds 1950 geldende bepalingen gedurende de ‘Oberstufe’ (de hoogste drie klassen) nog een 3e levende taal, waaronder Nederlands, als facultatief vak kan worden onderwezen. Dat wil dus zeggen, dat indien er een leraar aanwezig is en er voldoende belangstelling bij de leerlingen bestaat, Nederlands op de gymnasia, niet alleen in de grensstreek, doch ook in het binnenland van Nordrhein-Westfalen als gewoon schoolvak kan worden gekozen en dat de leraar voor zijn lessen in dit vak een normale bezoldiging ontvangt.
In de gehele Bondsrepubliek bestaan over de 1000 ‘Volkshochschulen’, alleen in Nordrheinland-Westfalen reeds meer dan 200. Bijna elke stad in het Rijnland bezit dit schooltype, dat zowel voor jongelui, die hun schooltijd achter de rug hebben als voor volwassenen bedoeld is en ongeveer met onze Volksuniversiteiten overeenkomt. In scharen stromen de mensen erheen om Engels, Italiaans, Frans, Spaans of Russisch te leren, dezelfde talen, waarvoor ook allerlei speciale taalinstituten reclame maken en die eveneens door de vak- en handelsscholen onderwezen worden. Zo meldt b.v. de ‘Staatliche Abend- Handels- und Fremdsprachen Schule der Freien Hansestadt Hamburg’ maar liefst 3300 leerlingen, die door 400 docenten verzorgd worden, een getal zo groot, dat hier wel radio-cursussen bij inbegrepen zullen zijn. De grotere steden hebben naast soms wel een 15-tal cursussen voor Engels er meestal ook een voor Nederlands. In de grenssteden is dit laatste zelfs normaal. Neuss heeft zelfs een tijdlang twee Nederlandse cursussen gehad en zelfs een voor Afrikaans; dit laatste, daar de industrie hier ook in Zuidafrika vertegenwoordigd is. Volgens het getuigenis van de heer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
Decker, leraar voor Nederlands aan de ‘V.H.’ te Kleef, telt de Nederlandse cursus daar 80 - 90 deelnemers. Zij bestaan volgens zijn zeggen uit zakenmensen, employé's van handelshuizen, douane- en postbeambten, mensen met familie in Nederland, toeristen en verliefden. Toch zijn dit verheugende uitzonderingen. In het algemeen zijn de cursussen voor Nederlands maar matig bezocht en vaak hangt de oprichting en instandhouding ervan van de toevallige aanwezigheid van een geschikte leraar af. | |||||||||||||||||||||||||
Het Nederlands onderwijs in de BondsrepubliekBedenkt men, wat de Nederlandse staat jaarlijks voor het Duits onderwijs aan Nederlanders uitgeeft, berekent men het aantal uren, dat aan Nederlandse scholen en universiteiten aan dit vak wordt besteed (Duitse leerstoelen aan alle universiteiten, verplicht Duits onderwijs aan alle Burgerscholen en gymnasia), dan is het beeld, dat het Nederlands onderwijs in de Bondsrepubliek en West-Berlijn vertoont als geheel wel uiterst schamel te noemen: geen enkele hoogleraar, die ook de moderne Nederlandse taal en letterkunde onderwijst, bijgevolg geen mogelijkheid voor studenten deze gebieden te onderzoeken en er in te promoveren, in de aan Nederland en België (een gebied met een Nederlands sprekende bevolking van 17 miljoen zielen) grenzende deelstaten; drie gymnasia, één ‘Realschule’ en één lagere school, die Nederlands als facultatief vak aanbieden. | |||||||||||||||||||||||||
Het Nederlands in de grensstreekNatuurlijk dringt zich hier onmiddellijk het argument op, dat het Duits een wereldtaal is en het Nederlands niet. Dit is ook zo. Het is begrijpelijk, dat een Duitser uit het ‘binnenland’ liever zijn tijd besteedt aan Engels, Frans of tegenwoordig ook Russisch dan aan Nederlands. Een goede buur is evenwel beter dan een verre vriend. Daarom neemt de bevolking langs de lange Duits-Nederlandse grens van Aken tot Emden hier een bijzondere plaats in. Heinz Kloss in zijn bovengenoemd artikelGa naar voetnoot1) spreekt van de ‘Abneigung’ der centrale instanties, ‘das Bildungswesen landschaftlich zu stark abzuwandeln’. Deze ‘Abneigung’ is ongerechtvaardigd. Zoals een eenvoudige Oostduitser behoefte heeft aan Pools of Tsjechisch om met zijn buren in contact te treden, zo heeft de Westelijke grensbewoner behoefte aan Nederlands. Hier komt bij, dat door de gemeenschappelijke Nederfrankische basis van het Nederlands en de volkstaal aan de Nederrijn en de gemeenschappelijke Nedersaksische elementen meer naar het Noorden, de Nederlandse taal voor de Noordrijnlanders, Westfalen, en Nedersaksers, gemakkelijk te leren is. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
Ja, dit gaat nog veel verder: door de uitstraling van het Nederlands cultuurgebied in de 17e eeuwGa naar voetnoot1), het feit, dat de hertogdommen Kleef en Gelre pas laat bij Pruisen kwamen, de invloed van de Hervormde kerk en velerlei andere oorzaken, waarop ik hier niet nader kan ingaan ‘(hat) die niederländische Sprache jahrhundertelang zum Teil bis in unser Jahrhundert hinein’ in grote delen van dit grensgebied ‘als bodenständige Kultursprache einen Platz gehabt: also im reformierten Teil von Ost-Friesland in der Grafschaft Bentheim und am Niederrhein in der Gegend von Wesel und Geldern, von Kleve und Emmerich’Ga naar voetnoot2).
‘Savoir deux langues c'est avoir deux âmes’.
Welnu heeft de eenvoudige man (lagere school) en de man van de praktijk (‘Real-’en ‘Berufschule’) niet meer aan contact met de ziel van het nabije Nederland en Vlaanderen dan met die van het verre Frankrijk (het Engels laat ik nu even buiten beschouwing), te meer daar de eerste taal zoveel gemakkelijker voor hem te leren is? Hij kan ze ook beide leren als hij er de tijd voor heeft en de regelen van de betreffende school het toelaten, doch Nederlands sta om bovengenoemde redenen voorop. Dat deze wens bij de betrokkenen leeft, bleek bij een enquête aan de ‘Realschule’ te Kleef, waar 10% der ondervraagden voor Frans, 90% voor Nederlands opteerden. De primaire functie van grensgebieden is bemiddeling, toenadering, verstandhouding tussen nationale culturen en mentaliteiten, geheel passend in het moeizaam proces van de éénwording van Europa. Aan verstandhouding echter gaat verstaan vooraf. Mogen de opstellers en uitvoerders van het komend cultureel verdrag zich van het belang, dat hier ligt, bewust zijn. Ik herinner er evenwel aan, dat de thans geldende regeling, die het aan leerlingen van lagere scholen slechts mogelijk maakt Nederlands i.p.v. Engels, aan die van ‘Realschulen’ het Nederlands (naast het verplichte Engels) i.p.v. Frans te kiezen, de animo voor de keuze van Nederlands als vak belemmert. Ook zijn de financiële regelingen voor de onderwijzers en leraren niet zeer gunstig.
Zulke belemmerende regelingen bestaan er, zoals al vermeld, niet voor de gymnasia, doch hier hapert het aan de practische uitvoering. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
Eén van de moeilijkheden, die zich aan de practische uitvoering bij alle drie schooltypen voordoen, is het gebrek aan leraren voor Nederlands. Tegen dit euvel zijn o.a. door Heinz Kloss, door Josef Kempen e.a. reeds verschillende middelen voorgesteld. M.i. is dit meer een overgangs- dan een blijvend probleem. Waar het hier om scholen in het grensgebied gaat, zou men sich voor de ‘Volks’- en eventueel ook voor de ‘Realschulen’ voorlopig met in de streek woonachtige ontwikkelde Nederlanders tevreden kunnen stellen, of onderwijzers en leraren van over de grens kunnen aantrekken, zoals b.v. ook het gymnasium te Emmerik en de ‘Realschule’ te Gronau gedaan hebben. Het gaat maar om 2 uren per week per school. Dat is dus zoveel niet. In Keulen en Düsseldorf, waar mevrouw dra de Jong en mevrouw dr Baerlecken met dit doel contact met de autoriteiten opnamen, schijnt men te denken aan de aanstelling van een leraar voor een tiental scholen. De kosten zouden in zo'n geval dan dus niet buitensporig zijn. Komen er door een wettelijke regeling en practische uitvoering daarvan echter in de 3 westelijke universiteiten jaarlijks een aantal studenten aan, die reeds enige vertrouwdheid met het Nederlands bezitten, dan zal het de lectoren niet moeilijk vallen hen in enkele jaren tot behoorlijke leraren op te leiden. Met het oog op de ‘Real’- en ‘Volksschulen’ zou er ook aan de ‘Pädagogische Akademieen’ en ‘Lehrerausbildungsstätten’ Nederlands onderwijs moeten komen. Het gaat er dus om de slechte traditie, voortgekomen uit een enghartige Pruisische taalpolitiek, te doorbreken en een mentaliteit aan te kweken, die ook in dit opzicht de deuren voor het buurland en zijn cultuur, in overeenstemming met de ruimere geest des tijds, wijder open zet.
Gelukt het Nederlands ook aan de gymnasia in het grensgebied als facultatief vak practisch in te voeren, dan zal zich, doordat het Nederlands onderwijs aan de universiteiten op een hoger peil kan worden begonnen, meer nog dan tot nu toe de behoefte aan een volwaardige leerstoel voor Nederlands vooral aan de westelijke universiteiten doen gevoelen, waarbij dan het Nederlands als volwaardig en zelfstandig vak dient te worden erkend.
Moge dan soms ook, zoals dit met prof. M.J. van der Meer te Frankfort het geval was, een Nederlander benoemd worden of althans een hoogleraar, wiens leer- en onderzoekgebied zich ook tot de moderne Nederlandse taal en letterkunde (eventueel gecombineerd met Afrikaans en Fries) uitstrekt, zoals dit toch ook met de professoren in de Germanistiek, Anglistiek enz. het geval is; en die dan ook zijn studenten tot onderzoek en proefschriften op dit gebied aanzet. Is het niet vreemd, dat ons wel uit het verre | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||
Amerika en Australië dissertaties of essays over HuygensGa naar voetnoot1), BilderdijkGa naar voetnoot2), HeyermansGa naar voetnoot3), MultatuliGa naar voetnoot4) bereiken, dat ook het meer dichtbije EngelandGa naar voetnoot5) en FrankrijkGa naar voetnoot6) hun bijdragen leveren, doch dat het grote buurland al sinds vele jaren in dit opzicht vrijwel - mij is uit de laatste tien jaren slechts één Duits proefschrift over een Nederlands onderwerp bekendGa naar voetnoot7) - met stomheid geslagen blijft? Ook op dit terrein moet er, zoals Hr. Ms. ambassadeur op de jaarvergadering van de Nederlandse Bond in Duitsland te Essen onlangs gezegd heeft, een ongelukkige bladzijde in het boek der geschiedenis voorgoed worden omgeslagen en de blik gericht worden op de toekomst.
Ik herinner in dit verband aan prof. Heeroma's belangrijke rede, uitgesproken op de Cultuurdagen te Bentheim en gepubliceerd in ‘Neerlandia’ 1960 afl. 12 onder de titel ‘Aan Weerskanten van de Grens’. Prof. Heeroma wijst erop, dat een land, dat zichzelf respecteert, ervoor behoort te zorgen, dat de diverse takken van wetenschap op een verantwoorde wijze aan zijn universiteiten vertegenwoordigd zijn en verder, dat het Nederlands, wat het aantal sprekenden betreft, na het Engels en het Duits verreweg de grootste Germaanse taal is. Het is als zodanig geen kleine, doch een middel-grote taal, gesproken door meer mensen dan de inwoners der Skandinavische landen samen.
Ook prof. Heeroma's warm en overtuigend betoog culmineert in de eisen: minstens één volwaardige leerstoel voor Nederlandse taal en letterkunde met Nederlands als zelfstandig examenvak aan een Westduitse universiteit, en verder: verplicht Nederlands onderwijs aan alle middelbare scholen en gymnasia in het grensgebied.
Zet deze geest van meerdere openheid zich echter door, dan zou een consequentie zijn, dat ook meer studenten uit het grensgebied aan de wederzijdse buitenlandse universiteiten konden gaan studeren. Zo b.v. Duitse grensbewoners aan de voor hen vaak dichterbij gelegen universiteiten te Nijmegen en Groningen, waardoor zij tevens de overbevolkte westelijke | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||
Duitse universiteiten zouden ontlasten. Thans is de toestand zo, dat aan Duitse studenten hoogstens twee aan een buitenlandse universiteit doorgebrachte semesters bij hun examen in rekening worden gebracht. Wellicht ware dit aantal te vergroten, waartoe ook in de Europese organen de wens tot uiting is gebracht. Dit zou dan een stap vooruit zijn in onze verlichte moderne tijd, naar de ‘Freizügigkeit’, die de ‘donkere Middeleeuwen’ - toen daartoe in staat gesteld door de algemene voertaal der wetenschap: het Latijn - ons reeds hebben voorgedaan. |
|