Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens
(1672)–Anoniem Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens– AuteursrechtvrijStem: Philis mijn tweede Ziel, &c.Philis mijn Herderin,
Princes van mijn gemoed,
Ghy zijt Goddin,
Die my de smert aen-doet,
So dat mijn Ziel,
Door u in Min beviel,
Ach Philis en weest niet soo wreed,
| |
[pagina 68]
| |
U Echte Slaef Amintas is bereet
Om u te dienen, kostelijck Robijn,
Wilt doch u Dienaer eens genadigh zijn.
Ach alderschoonste Beelt!
U blondigh krol gevlucht,
Mijn hert ghy steelt,
Al met u soet gesicht,
U Traentjens wit,
't Is immers niet een lit,
Of 't schijnt te zijn een Albast,
En let doch scherp hoe dit Kleet haer past,
Wie had gedacht dat onder desen schijn,
Sulcken wreedheyd sou gemenght zijn.
Philis waer wilt ghy heen?
Isser dan geenen troost?
Voor mijn geween,
In Westen noch in Oost,
Gunt docht genaed',
Lief eer het word te laet,
En stelt u ooren na mijn klacht,
| |
[pagina 69]
| |
Die ick gestadigh doe by dagh en nacht,
Verkeert u eens och Liefste soet,
Want ghy zijt die my dees smert aen-doet.
Een Herder die in 't Wout
Gestadigh doolt eylaes!
Is heel benout,
En sonder het solaes:
Daerom mijn hert
Is vol van smert,
Ick sucht en klaegh door Bos en Velt,
En dat om Philis die my doet gewelt,
Al door u schoonheyd en u helder glans,
Die weert bekroont is met een Bloeme-Krans.
Ick schuur den Moor om niet,
Amintas blijft in druck
En in verdriet,
En meeste ongeluck,
Tuygt Bos en Boom,
En klare Water-stroom,
Getuyght ghy Linden die hier staen,
| |
[pagina 70]
| |
Hoe dickwils dat ick heb mijn klacht gedaen,
Met droevigh suchten hoe dat Philis blijft
In al mijn kermen als een Rots verstijft.
Ick val noch eens te voet,
U Philis mijn Goddin,
Met al ootmoet,
Ey keert doch uwen sin,
En gunt u slaef,
Doch eens een Minne-gaef,
Schiet maer een strael met u gesicht,
Dat my de Ziel van dese druck verlicht,
Dat ick magh roepen, o gewenschte uur,
Dat Philis is geworden mijn Portuur.
Maer neen 't is al om niet,
Mijn Philis blijft gestoort,
Sy stadigh vliet,
Waer door sy my vermoort:
Ick tree in 't Graf,
En schey de Werelt af,
Ey komt dan spoedigh wreede Dood,
| |
[pagina 71]
| |
En druckt my in uwen droeven schoot,
Ick vlucht genuchten, Cyters ende Fluyt,
'k Verlaet de Werelt, en ick scheyder uyt.
Adieu Princes, adieu,
Adieu Philis ick ben
Mijn Leven mu,
Adieu nu die ick ken,
'k Segh tot verwijt,
Dat ghy de oorsaeck zijt,
Dat ick moet sterven vol torment,
Ach Hemel is dit dan mijn droevigh end,
En stelt op mijnen Serck, want het is nood,
Dat hier Amintas leyd door Philis dood.
|
|