Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens
(1672)–Anoniem Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Stem: Siet hoe geluckigh zijnse dan, &c.
Den Ruyter Admirael van 't Landt
De Heer van Gent is mede
Oock sijn Luytenant,
Als Helden kloeck valjant,
Varen seer abondant,
Ten dienst van 't Vaderlandt.
De Heer de Wit mee als een Helt,
De Heer Ruart van Putten
Op Neptunis Velt,
Capiteyn Brakel constant,
Heeft een Schip overmand,
Stack 'er veel in brand.
De Ruyter als een dapper Helt,
Heeft Quinenburgh gebrandschat,
| |
[pagina 9]
| |
En hem wiert getelt
Vier Tonnen Gouts ten toon,
Aen Engels Gelt seer schoon,
Dat speet d'Engelse Kroon.
't Kasteel Charnes in Engelandt,
Is eerst overgegeven,
In des Ruyters handt:
Ende den Heer van Gent,
d'Oorlogh te Landt gewent,
Wiert haer wel haest bekent.
Rochester, en d'haven Chattam,
Daer van Gent met veel Schepen
Voor de Haven quam,
De diepte wel gepeylt,
De Revier op-gezeylt,
So dat haer niet en feylt.
| |
[pagina 10]
| |
Daer lagen Engelse Schepen groot.
En veel Branders daer neven,
Dat dee haer de doot,
Van Gent met goet verstant,
Stackse al in de brandt,
Sy vluchten na het Landt.
Royale Charles een Schip groot,
En noch vier brave Schepen,
Namen wy mee voort,
Met Stucken van Metael,
Verslonden 't altemael,
Looft God in 't generael.
d'Engelse waren seer benout,
Als sy d'Hollanders sagen
Te wesen so stouyt,
Wel achtien Schepen groot
Selfs in de gront geboort,
| |
[pagina 11]
| |
Al van de grootste soort.
Het Konincklijcke Magasijn
Liet den Ruyter op-springen,
Klaer by Sonne-schijn:
Veel Masten lagen daer
Die kapten wy seer klaer,
Aen stucken van malkaer.
Al uyt het Conings Magasijn,
Versien met schoone Stucken,
Van Metael niet kleyn,
Die hebben wy van daer
Genomen allegaer,
Schoon Schut groot ende swaer.
Van 't Casteel Quinenburgh schoon,
Liet den Ruyter af-waeyen,
Selfs in Persoon,
Oranje, Blanje Blu,
| |
[pagina 12]
| |
Vlaggen en Wimpels tru,
Looft Godt altijt en nu.
Vier Engelse Schepen overmant,
En vier a ses-en-twintigh
Zijn wel verbrandt:
Behalve dees hoort mijn,
Die daer gesoncken zijn,
Een brave Vloot niet kleyn.
Looft Godt voor dees Victory groot,
En bid hem met een bede,
Om de Vrede hoort,
Op dat dees sware slagh,
Ons Vrede brengen magh,
Godt heeft het in sijn kracht.
|
|