Haerlems oudt liedt-boeck
(ca. 1640)–Anoniem Haerlems oudt liedt-boeck– AuteursrechtvrijOp de Wijse: Hoe wonderlijck den, &c.Geen smert en duerde des menschen ronden tijdt,
Zoo blijft gheen leydt oock eeuwigh ongewroken:
Geen gui gemoet of ’t wort door d’oude tijt
Vermorselt en als krachteloos verbroken.
Iuycht nu met ons verloste borghery,
’t Getraent daer in ghy hebt dus langh gheswommen,
Van weghen d’onlijd’lijcke slaverny,
Is voor Godts Throon ten Hemel opgheklommen.
Den vreemdeling die hier zijn vaderlant
Nu weder vint, en mach zijn ziel bewaren
Ten offer brengt ’t goet jonstig Ingewant
Voor d’Overheyt, op ’s danckbaerheyts Altaren.
Der Vorsten die met een gebogen Erm
Ons vaderlant voor ons en onse kind’ren
Ghenomen hebben in haer lief bescherm,
Goet voorneem wilt door onwil niet verhind’ren.
Doch God voor al gestadelijcken looft,
En bidt voor ’s Landts soo duer-ghekochte vryheydt,
Betaelde voor langh met meenigh Hollandts Hooft,
Merckt niet dat die door twist van uwe zy scheydt.
Prince.
Des blijft de vreed het nutste middel wis
Houdt vast in een u pijlen dicht gesloten,
En wie hier af de rust verstoorder is
Die wilt met macht ten lande heen uytstoten.
Liefd’bovenal. Oeff’ning leer u.
|
|