De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden
(1829)–Anoniem De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden.– AuteursrechtvrijOp een vrolyke wys.Daar was laastmaal een Meisje loos;
Die wou gaan varen, die wou gaan varen,
| |
[pagina 55]
| |
Daar was laastmaal een Meisje loos,
Die wou gaan varen voor Matroos.
2.
Toen kwam zy in Amsterdam,
Alwaar zy by een, alwaar zy by een,
Toen kwam zy in Amsterdam,
Alwaar zy by een Ronselaar kwam.
3.
Zy nam dienst voor zeven jaar,
Omdat zy vreesde, omdat zy vreesde,
Zy nam dienst voor zeven jaar,
Omdat zy vreesde geen gevaar.
4.
Toen bragt zy haar kist aan boord,
Gelyk een jonge, gelyk een jonge,
Toen bragt zy haar kist aan boord,
Gelyk een jonge Matroos behoord.
5.
Zy moest klimmen in den mast,
Maken de zeilen, maken de zeilen,
Zy moest klimmen in de mast,
Maken de zeilen aan touwetjes vast.
6.
Maar door storm en onweer,
Sloegen de zylen, sloegen de zylen,
Maar door storm en onweer,
Sloegen de zylen heen en weer.
7.
Zy wierd gebonden aan de mast,
Maakten haar handen, maakten haar handen,
Zy wierd gebonden aan de mast,
Maakten haar handen en voeten vast.
8.
Zy riep Kaptyntje slaat my niet,
Ik ben uw liefje, ik ben uw liefje,
| |
[pagina 56]
| |
Zy riep Kaptyntje slaat my niet,
Ik ben uw liefje gelyk gy ziet.
9.
Eer het scheepje was aan wal,
Was er het jonge, was er het jonge,
Eer het scheepje was aan wal,
Was er het jonge Matroosje al.
10.
Toen kwam zy weer in de Stad,
Alwaar zy eene, alwaar zy eene,
Toen kwam zy weer in de Stad,
Alwaar zy eene Moeder had.
11.
Zy zei Moeder wordt niet boos,
Ik heb gevaren, ik heb gevaren,
Zy zei Moeder wordt niet boos,
Ik heb gevaren voor Matroos.
12.
Van een die my opregt bemind,
Heb ik dit kleine, heb ik dit kleine,
Van een die my opregt bemind,
Heb ik dit kleine onnozel kind.
13.
Oorlof jonge Meisje schoon,
Wees voorzigtig, wees voorzigtig,
Oorlof jonge Meisjes schoon,
Wees voorzigtig, voor een Matroos.
|
|