De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden
(1829)–Anoniem De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden.– AuteursrechtvrijStem: Toen Adam in het Paradys.Wat word door de Liefde niet verrigt,
Gelyk ik uw zal verhalen,
| |
[pagina 53]
| |
Hoe menig mensch vergeet zyn pligt,
Als hy niet kan Zegepralen?
Ik minde in myn jonge jeugd,
Een Meisje schoon van waarde,
Genoot ook by die zalige vreugd,
Den Hemel op deez' Aarde.
2.
De Wapens van ons Nederland,
Dien ik voorheen waardeerde,
Verliet ik snood, o! welk een schand!
Hetgeen my zelfs onteerde,
Op 't hooren van een Echtverbond,
Hetgeen myn hart deed breken,
Begaf ik my op 't zelfde stond,
Om valsche min te wreken.
3.
Ik disserteerde van myn post,
En ging my stil begeven,
Ik dacht of 't ook myn leven kost,
Zal ik na haar gaan streven,
Geen Dood, geen Hel, noch Duisternis,
Kan my van haar ontrekken,
En zoo haar min dan zeker is,
Zal 't tot myn ongeluk strekken.
4.
Helaas! myn wil waar ydelheid,
En bragt my in 't lyden,
Het regt van Neerland dat reeds pleit,
Doet my met rampen stryden,
Weldra wierd ik gearresteerd,
En voor verbroken Eeden,
Veroordeeld en gecondemneerd,
Door President en Leden.
5.
Een diepe Kerker waar myn lot,
Ketens, boeijens, banden,
Daar moet ik, Hemel! groote God!
In leven, welk een schanden,
| |
[pagina 54]
| |
Hier, waar het lot beslist der jeugd,
Met ramp en smart te strijden,
Verkeerde toen die zoete vreugd,
Tot meerdering van myn lyden.
6.
Rampzalig lot, o valsche min!
Moest ik een Dierbaar leven,
Slechts voor een Aardsche gezellin,
Aan 's Regters uitspraak geven,
Ik minde haar opregt en teer,
Als de Appelen myner Oogen,
En dagt dien Eed breek ik niet meer,
Haar tong die kent geen logen.
7.
Doch koest'rend vuur van bleeke gloed,
Waar steeds aan het verdoven,
U schalksche blik drenkt steeds myn bloed,
En heeft myn heil verschoven,
Ik worstel met de wreede dood,
En hoop hy zal my naderen,
Het smaken van dit Kerker brood,
Verstyft my 't bloed in d'adren.
8.
Dus jonkheid als de list der Slang,
Het Gift by uw doet gisten,
Of op een roode Roose Wang,
Uw wensch waant te beslissen,
Bedaard dan, want de vleijery
Der Vrouwen, doet uw lyden,
En soms de vreugd der Maatschappy,
Verkeeren in bitter lyden.
|
|