De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden
(1829)–Anoniem De Haagsche diligens. Zynde bevragt met de liederen die thans gezongen worden.– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
Op een aangename wys.1.
O jerum wat is 't een slechte tyd,
Ik wou dat ik nog vryer was,
Dan leefde ik in myn eenzaamheid,
Al duurde het nog zes jaar,
Zoodra als gy maar zyt getrouwd,
En jou Vrouwtje loopt op het laast,
En als je dan niet te werken heeft,
Is 't dan geen drommelsche plaag?
2.
Gy dient de Baker wel aantenemen,
Want het word al mooi de tyd,
Gy dient haar ook wel een godspenning te geven;
Dat geld dat ben je vast al kwyt,
Maar komt dat Kindje dan voor den dag,
Dan is het een groot rumoer,
Gy dient alweer in jou zak te tasten,
De wyfjes zyn over de vloer.
3.
Maar alsdan het kind opgebakerd is,
En de Vader neemt het aan,
Terwyl de Vroedvrouw de Moeder helpt,
Om na het Bed toe te gaan,
Zoo wordt het kind van een elk bekeken,
Zy zeggen is dat er geen man,
Die voor het eerste van zyn leven,
Zyn werk zoo wel heeft gedaan.
4.
Maar lykt het Kind dan na de Vader,
Als een Koe op een Schellevisch
Al evenwel willen de Wyfjes zeggen,
Dat het Vader zyn wezen is,
| |
[pagina 23]
| |
Zoo wordt men gekuld van alle de lieden,
Want zy zeggen is dat er geen man,
Die voor het eerste van zyn leven,
Zyn werk zoo wel heeft gedaan.
5.
Zoo gaat het ons als wy zyn getrouwd,
Met een lief Meisje tot zyn Vrouw,
Men denkt ik ben alleen haar Man,
Doch men heeft op zand gebouwd,
Dan wordt jagt op jagt gemaakt;
Tot de Vrouw komt in de val,
Dan moet de Man wel horens dragen;
En dat is nog niet met al.
6.
Die Vrouw die krygt dan kind op kind;
Waarvan hy Vader moet zyn,
En ook het brood voor verdienen zal,
Is dat geen smart en pyn.
Zoo raad ik uw die nog ledig zyn,
En nog niet zyn getrouwd,
Behelpt uw als het nu mode is,
Gy krygt dan geen berouw.
|
|