Het Haagsche Bosch, waarin te vinden zyn de allernieuwste liederen, die hedendaags gezongen worden
(1818)–Anoniem Haagsche Bosch, waarin te vinden zyn de allernieuwste liederen, die hedendaags gezongen worden, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Op een fraaije Wys.
1.
Al die in den Echt wil treen,
Volg naaukeurig deze raad,
Zoo leeft gy altoos te vreen,
Vrolyk in den echte staat.
Lieve Meisjes, Jongelingen,
Let met aandagt op die dingen,
'k Zal u leeren, te verkeeren,
Met het voorwerp van u min,
'k Maak met Meisjes een begin.
2.
Wagt u in 't begin der trouw,
Verg u man niet al te veel,
Want dat past geen braave vrouw,
Voor al niet knorren in 't geheel,
Wilt hem als konfyt bewaaren,
o Dan duurd hy lange jaaren,
Is hy goedaardig weest dienstvaardig,
Een vrouw die zulk een man bezit,
Is geen kraaken aan de pit.
3.
Zyt gy zonder geld of goed,
Verbonden aan een Ambachtsman;
Die gestaag hard werken moet,
Plaagt hem niet die goeje Jan,
Is hy voor een keer beschonken,
Scheld niet Wyf; al was hy dronken;
| |
[pagina 47]
| |
Laat hem gapen, en gaan slapen,
Is het geen lap bak dan maar klein,
Wel laat de hals eens vrolyk zyn.
4.
En hebt gy een kwaade Vent;
Die gestadig scheld en slaat,
Maak die zaken nooit bekend,
By u Buuren of op straat,
Niemand zal u adsisteeren,
Of hy wil graag profiteeren,
Is hy schuldig, zwygt geduldig,
En maakt hy het u al te moe,
Jaag hem na de Beemster toe.
5.
Jongelingen die door u trouw,
In den Echt verbonden zyt,
Zoen toch niemand als u vrouw;
Of gy raakt haar gunst vast kwyt.
Niet meer alleen een Fles gaan kopen;
Of by nagt op straat gaan lopen;
De vrouw moet wachte de gantsche nagte,
Neem haar mee, stel haar te vreên;
Een jong Wyf slaapt niet graag alleen.
6.
Hebt gy in uwen vryen staat,
Hier of daar gespeculeerd,
Of 's Avonds weetje by de straat,
Schei daar mee uit of 't loopt verkeerd,
Want u vrouw zou leelyk kyken,
Als andere met u winst gaan stryken,
Zy verlangen, om te ontvangen,
Want zy denken in 't gemeen,
Elk een Stuiver is 'er een.
| |
[pagina 48]
| |
7.
Is uw Vrouwtje lief en braaf,
Zuinig, vlytig dat gy ziet,
Behandel haar niet als een Slaaf,
Of je bent een deugeniet;
Zulk een vrouw zou myn behagen,
Die zou ik op myn handen dragen,
ô Hoe lekker, ja nog gekker,
Ach! had ik maar zoo'n half douzyn,
ô Neen! dat's waar, dat mag niet zyn.
8.
Gelukkig zulk een Vrouw en Man;
Die gestadig even bly,
't Zo met elkander vatten kan,
Kyk, dat is een Schildery:
Dat zou menig een doen trouwen,
Maar voorzigtig Mans of Vrouwen,
Want ze zeggen, want ze zeggen;
Ik weet het niet, maar zoo hoor ik,
Loopt overal een Haartje door.
|
|