Het Haagsche Bosch, waarin te vinden zyn de allernieuwste liederen, die hedendaags gezongen worden
(1818)–Anoniem Haagsche Bosch, waarin te vinden zyn de allernieuwste liederen, die hedendaags gezongen worden, Het– AuteursrechtvrijOp een Aangename Wys.
1.
Hoort vrinden 'k zal u in dit aardig Lied,
Eens klaar en netjes doen beschouwen,
Wat dat men al voor raare klugten ziet,
Al in 't nieuwmodische Huishouwen;
Wanneer Sinjeur wat hy bezit, verteerd,
En 't Dametje een ander graag begeert,
Waar mee zy drentelt of wel pierewaaid,
Hoe Man en Vrouw op 't laatste staat bekaaid. (bis)
2.
Sinjeur heeft looze Vrouwtjes aan de hand
Die om het geld hem maar geryven,
Hy staat rondom van liefde in de brand,
En zy, zy loeren op zyn schyven,
Tot op het laatst het geld is na de maan,
En man en vrouw als druiloors moeten gaan
Want waar men schept en gooit 'er niets meer by,
Raakt gaauw de boel aan kant geloof my vry, (bis)
| |
[pagina 40]
| |
3.
Zulks is nog binnen korten tyd gebeurd,
Van twee heel jong getrouwde Lieden
Haar lot, helaas! werd met 'er spoed betreurd,
Men ziet het daaglyks meer geschieden,
't G'leek nacht endag wel Kermis in haar Huis,
Geen buur kon slapen van het groot gedruis
Men zoende, likte, dans en sprong in 't rond
Dat duurde dan tot aan de morgenstond.
4.
De Kok, de Slager, elk was op de been,
Banket, Likeur moest niet ontbreken,
De Meid moest op crediet maar telkens heen
Doch na verloop van weinig weeken,
Was Geld en Inboel byna opgeteerd,
De Schuldenaars in een groot getal vermeerd,
Hoor dus hoe het verder is gegaan,
Daar komt de zwerm van al die Crediteurs aan, (bis)
5.
De Bakker, de Melkboer, de Tapper en de Snyder.
Hier is de Rekening van het warme Brood,
Myn Meester wil niet langer borgen,
De Melkboer vloekt en raast ook in die nood
De Tapper zegt, 'k wagt niet tot morgen,
Voor Jas, voor Rok, voor Vest en Pantelon
Is 't dat ik om verschoten penningen kom,
Voor Lakenkoper en voor Arbeidsloon,
Zo schreeuwt de snyder op een hogen toon.
| |
[pagina 41]
| |
De Slager, de Turfboer, de Schoenmaker, de Mangelvrouw.
Du bist ein Spitsboef, und ein kale neet,
Het beste Vleesch maar op te vreten,
En als gy nu van geen betalen weet,
Zal ik met jou de weg wel weten.
Daar komt wel dra de Turfboer ook nog by,
Neen zegt hy, dagt je zo te komen vry,
De Laarsemaker met de Mangelvrouw,
Die roepen beide, kom betaalje nou?
7.
De Meide, Knechts, de Baker, al den bruy
De Naaister die Sinjeur zyn Kleeren
Verstellen moest, met Rotterdamsche Truy
Die Jufvrouws Hoofdstel moest friseeren,
Drogist, Chimist, de Docter en Barbier,
De Grutter, Commeny en Kruidenier,
Tot zelfs de Schoenpoetzer heel ontsteld,
Zy roepen, kom betaal my eerst myn geld.
8.
Maar ach! de heele boel gaat troostloos heen
Geen een die kan een duit meer krygen,
De vriendschap is 't die nu ook ras verdween,
Want 't Geld dat doet de vrienden blyven
In plaats nu van Likeuren en van Wyn,
Moet daar Genever tot vertroosting zyn,
De Vent zit 's Avonds laat nog in de kroeg,
En 't Wyfje heeft ook nooit geen drank genoeg, (bis)
9.
Nu is tot Stoel en Tafel toe verteerd,
Geen Hembd aan 't gat of 't is verzopen,
| |
[pagina 42]
| |
De Liefde die ook ras in haat verkeerd,
Doet disperaat de Man die deur uitlopen,
Nu heeft men naberouw en groote spyt,
De Man het Wyf, het Wyf de Man verwyt,
Hy word op 't eind, wat zal hy doen, Soldaat
En zy, zy loopt met Varssewaar op Straat.
10.
Kom spiegeld u gy jong getrouwde liên,
Of wie 't geluk mogt overkomen,
Dat hy een goede erffenis mag zien;
Denkt nooit daar is niet door te komen,
Verkwist niet, maar gedraag u naar uw staat
En werk getrouw al is het vroeg en laat,
Maar wees daarby niet gierig, leef vernoegt,
Zo als het in een deugdzaam Huwelyk voeg.
|
|