De Haarlemsche spoorwagen
(na 1863)–Anoniem Haarlemsche spoorwagen, De– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Dan schelt Judokus met de krant,
En brengt het nieuws van 't vaderland,
Dan komt de pruikenjongsn,
Dan weer de diaken met de bos,
Zijn jongen schreeuwt gelijk een mos,
Dan weer de vrouw met tongen.
Dan belt er weer een andere vent,
Die zeg ik maak mijnheer bekend,
En onze vrienden allen,
Dat buurvrouw Griet van Jan Patroon,
Verlost is van een boerenboon,
En in de kraam bevallen.
Dat jok je kerel! zei Katrein,
't Zal zekerlijk een zoontje zijn,
Wie krijgt er boerenboonen?
Zacht zegt Achilles: houdt u stil,
Ik keek door mijn verkeerde bril,
Dus ben ik te verschoonen.
Dan komt er een met hypocras,
Sinjeur die drinkt terwijl een glas,
Op 't huwelijk van nicht Truitje,
En zegt: als dit Bruidstranen zijn,
Dan is mijn nicht van marseptjn,
En dus een aardig bruidje.
Nu komt Anna de Keukenmeid,
En vraagt wat Juffrouw heeft gezeid,
Van dezen middag te eten,
Zoodra het Juffrouw heeft gezeid,
Dan is Anna de Keukenmeid,
Het somtijds weer vergeten.
Dan komt er weer de zak of schaal,
Die vraagt naar wat gemunt metaal,
En kort daarna de slager,
| |
[pagina 46]
| |
Sinjeur bestelt een schapenbout,
Niet al te jong niet al te oud,
Niet al te vet of mager.
Dant komt die lang verwachte wasch,
Van 's Graveland, van Van der Plas,
De baker krijgt een fooitje,
De wasch is juffrouw wellekom,
Sinjeur zag liever baars met hom,
Als zulk een waterzooitje.
Het heele huis is op de been,
Sinjeur vliegt naar zijn kamer heen,
De stijfster is gekomen,
De wasch wordt naar den ouden trant,
Met baliemand op baliemand,
Door 't volk in huis genomen.
Maar ondertusschen kijkt sinjeur,
Eens om het hoekje van de deur,
Verlangt om wat te knappen,
En zoo als hij de deur open doet.
Daar valt de baliemand met goed,
Van boven van de trappen.
Wel vrouwmensch, zegt sinjeur, wat 's dat?
Het antwoord is: wel nu Jan Gat?
Wat zou, wat zou dat wezen?
De wasch betreft uw vrouw alleen,
Die zal aanstonds wel naar ik meen,
De wetten komen lezen.
Sinjeur vraagt spoedig om pardon,
Daar het niet anders wezen kon,
't Was crime majestatis:
Maar toen Anna de Keukenmeid,
De zaak in kwestie heeft gepleit.
Verkreeg hij pardonnatis.
| |
[pagina 47]
| |
Want pas bevorens had Katrein,
Uit Urzijn en uit Valentein,
Zeer bondig klaar gelezen,
Dat leed te doen aan eene wasch,
Geen crime majestatis meer,
Dus was de zaak bewezen.
|
|