De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijStem: De stille nacht genaakt, &c.
HOe souden 't kusjes zijn die Rosemond my geeft?
Och neen ik ben bedrogen,
't Is Nectar, 't is Ambroos, waar van den Hemel leeft,
Dat ik heb ingesogen.
Het is een honigh-dauw, die uyt haar sieltje rijst;
(Ha, soete spoockeryen!)
| |
[pagina 250]
| |
Al watmen in caneel, in thijm, of nardus prijst
Komt van haar lipjes glijen,
De bijtjes die wel eer de bloempjes van Hymet
In Grieken-land door vloogen,
En hebben uyt Narcis, uyt Roos noch Violet
Oyt soeter soet gesoogen.
Zoo my zoo lieven aas, de spijse van de vreughd
Wert dikmaals aangeboden
Blijf ik onsterfelijk en leef in stage jeughd
Gelijk de Hemel-Goden.
Maar sagjes, Rosemond; daar schiet wat in mijn sin
Dat schijnt my te vervaren.
Al sagjes, Rosemond; of maakt u een Goddin,
Of wilt u kusjes sparen.
Ik wensch niet sonder u een van de Goon te zijn
En tot haar disch verheven,
| |
[pagina 251]
| |
Neen, hertje, sonder u was het my groote pijn
En eeuwigheyt te leven.
|
|