De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijToon: Si tanto gratiosa.I.
LOf, lof zy dees Godinne,
Die daaglijx 't een geslacht aan 't ander strengelt,
En niet door geile minne,
Als Venus dee, het bloet der wulpschen mengelt,
Maar redelijk en zedelijk
Kan door haar kracht bewegen,
| |
[pagina 116]
| |
Die min verachten, en wettlijk betrachten
's Hemels zegen.
II.
O voestervrouw der vromen,
Door u is 't dat den oudren wordt gegeven
Met juiching uitgenomen
In 't darde lit hun blijschap te beleven:
Dat uit hun' struik verrijst het puik
Der rankken, elk om 't brave,
Die noch op heden verwekken d' overleden
Uit den grave.
III.
Wat waar 't, rampzalig mensche,
Indienge most uw lieve weerga derven?
Al hadge 's harten wensche,
In eenzaamheyt gy quijnend heen soud sterven:
| |
[pagina 117]
| |
De goude torts des daags zou korts
Vergeefs op onze daken
Zo helder lichten, noch menschen aangezichten
Meer vermaken.
IV.
Of zome in 's Huwlijx stede
Voor Venus smookte alleen met wierook vieren,
De menschelijke zede
Waar haast gelijk den aart der wilde dieren,
En elk zou boos en Wetteloos
Uw Kerken gaan ontwijen,
Nu vrank en veilig betreden, van die heilig
Willen vrijen.
V.
Lof, lof zy dees Godinne,
Die in haar' stoel zoo heerlijk zit bepeerelt,
| |
[pagina 118]
| |
En als een Keyserinne
Den Scepter draagt van reedlijkst' deel der Weerelt.
Lang duure uw Rijk, vrouw Huwelijk,
Groot werde uw heerschappye:
Eer lange doetze ontzien ons Tegenvoetze,
Uw partije.
I.v.Vondelen. |
|