De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijStem: Si tanto gratiosa.O Zoete brandt van minne,
Die in mijn hert uw vonkjes hebt ontsteeken;
Voer my by mijn Goddinne,
| |
[pagina 101]
| |
Daar ik met haar in eenzaamheyd mach spreken,
Hoe my de tijd // van 't af-zijn spijt,
Wanneer ik haar moet derven;
Ongunst der Goden,
Doet my wel duyzent dooden,
Om haar sterven.
Is 't Aardrijk overtoogen
Met wolken swert en dikke duysterhede;
Mijn Engel sluyt haar oogen,
En slaapt gerust, ach! leyder, mijn gebede,
En minne-klacht // Zijn niet geacht;
Ha! wreede moorderinne;
Moet ik verliezen,
Mijn leven door het kiezen,
U te minne?
Voeg ik mijn geest tot slapen
| |
[pagina 102]
| |
Zo zeyd de Min, wech zoete dieverije;
Daar is geen rust geschapen,
Voor die, die haar begeven om te vrije,
Nu ik begin // met zoete min,
Te voeden mijn gedachten;
Voel ik, mijn eygen,
't Gemoed, en zinnen neygen,
Tot veel klagten.
Door oorsaak dat 'er wetten
Zijn, wiens verbond my doen van wreedheyd klagen,
En zoeken te beletten,
Mijn liefde die ik u zo lang zal dragen,
Als op dit dal // mijn ziele zal
In 't lievend lichaem swerven;
Hoop zal mijn peye,
Tot Ziel en Lichaem scheye,
Door het sterven.
|
|